Pedagogisch Engagement

Pedagogisch Engagement

 

Voor iedereen die zich inzet voor de jeugd...                                                                                                                                                                                                                                                                     

  • Home
  • Schrijfsels
    • Nieuws
    • Columns
    • Artikelen
    • Archief
  • Wie ben ik
    • Persoonlijk
    • CV
  • Contact
Je bent hier: Home / Archief voor 2014

Archief voor 2014

Slim, vaardig en creatief

september 6, 2014 By ypeakkerman Reageer

Nou, dat is ook niet voor het eerst, een programma over thuiszitters. Dat dacht ik toen ik op 1 juli 2014 een aflevering bekeek van het programma Buitenspel van Mirjam Sterk[1]. Dit keer zagen we de 11-jarige Alex die autistisch is en ADHD heeft, derhalve op geen enkele school toegelaten wordt en dus noodgedwongen thuiszit, inmiddels 5 jaar. Het patroon bij dit soort programma’s is voorspelbaar: even is er enige nationale verontwaardiging en dan gebeurt er een tijdje niets, totdat het volgende programma op de buis te zien is. Dat is jammer, want er zijn manieren om deze impasses te doorbreken, althans tot op zekere hoogte. Want dit is een lastig te temmen probleem en ik vrees dat dit ook voorlopig wel zo blijft.

Radicale vernieuwers

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. Welnu, slimheid, vaardigheid en creativiteit kan de mensen die zich bekommeren om het leven en de vorming van deze Alex niet worden ontzegd. Vooral de ouders zijn -samen met anderen- in de weer om voor hem een passende leerweg samen te stellen. Ze hebben met veel vernuft en opofferingsgezindheid een vorm van thuisonderwijs georganiseerd. Een instructrice van het KNGF nodigt hem uit regelmatig met haar en haar hond op stap te gaan, lekker de bossen in. En ja, er is ook nog een school te vinden die deze jongen geregeld van een kleine onderhoudsdosis schoolklas voorziet; deze directeur ziet het zitten met Alex en voegt zich naar diens mogelijkheden. Wie weet nog wat vrijwilligerswerk of een krantenwijkje erbij, wat steun van een wijze ontwikkelingspsycholoog en je hebt een arrangement gecreëerd wat ook voor veel andere kinderen interessant zou kunnen zijn. Maar waarom moet het uitgerekend deze ouders zoveel energie en geld kosten? Kunnen hun inspanningen niet enige wetenschappelijke begeleiding krijgen en worden betaald uit innovatiefondsen? Zijn de ouders van Alex niet bij uitstek de ‘radicale vernieuwers’ waar we in Nederland naar op zoek zijn? Helaas niet meer, want ze zijn verhuisd naar de Verenigde Staten waar Alex wel het maatwerk blijkt te kunnen krijgen dat hij nodig heeft. 

Sabine, 10 jaar geleden

Slim, vaardig en creatief zijn ook de mensen die ruim 10 jaar geleden voor Sabine een mooi en echt passend traject in elkaar zetten[2]. Sabine en haar school hadden het helemaal gehad met elkaar, dankzij een explosief mengsel van autisme en hoogbegaafdheid. Hier werd van de nood een deugd gemaakt; ze kon thuis aan de slag waarbij ze gebruik  maakte van een speciale software die door een Finse universiteit ontwikkeld was. Wekelijks ging ze naar school voor nieuwe opdrachten en om de voortgang te bespreken. En om te bevorderen dat ze onder de mensen kwam ging ze als vrijwilliger aan de slag in een zorginstelling. Zo kon ze ook haar sociale vaardigheden ontwikkelen. Ik ben zo benieuwd hoe het Sabine vergaan is. En wat er met haar gebeurd zou zijn zonder dit creatieve arrangement. En of er 10 jaar na dato nog steeds de ruimte is voor zulke arrangementen, want die hield toen ook al niet over.

Notschool

Slim, vaardig en creatief zijn ook de mensen van het Urway project dat enkele jaren terug in Nederland gedraaid heeft  en onlangs evident positieve resultaten gestopt is[3]. Dit project, geïnspireerd op het Engelse Notschool concept, was erop gericht jonge voortijdig schoolverlaters weer aan het leren te krijgen. In deze aanpak zit de jongere thuis achter de computer en staat hij online in verbinding met nog vijf  andere jongeren en een begeleider. De enige opdracht is online te blijven, zodat er voortdurend contact is met elkaar en met die begeleider. Deze heeft de taak om met elk van deze jongeren op zoek te gaan naar wat hij zélf wil en zélf interessant vindt. Vanuit pedagogisch oogpunt heel interessant, zeker als je bedenkt dat het hier om kwetsbare jongeren gaat die onthecht of ontmoedigd zijn door het schoolsysteem. In de Urway-setting, waarin deze jongeren in de eerste plaats zichzelf mochten zijn en worden, groeiden ze toe naar verder leren of werken en ontwikkelden ze zelfvertrouwen en maatschappelijke weerbaarheid. Het merendeel van deze jongeren kwam door het Urway traject op verhaal en tot zichzelf, zodanig dat ze na zo’n anderhalf jaar de intrinsieke motivatie hadden om naar school te gaan. Een mooi effect van deze eigenlijk heel paradoxale aanpak. Ondanks het slagen van dit experiment is deze benadering niet toegevoegd aan het repertoire aan leertrajecten wat de overheid de Nederlandse jeugd wenst te bieden.  Dit terwijl in het Verenigd Koninkrijk Notschool nog draait en na 12 jaar zo’n 8000 van deze categorie jongeren een toekomstperspectief geboden heeft[4].

OCW1

Vicieuze cirkel

Het lijkt er op dat de oplossingen voor het vraagstuk van de thuiszitters voortdurend gezocht wordt binnen het systeem dat de problemen gecreëerd heeft. Er lijkt sprake van koudwatervrees voor oplossingen waarbij ouders van deze kinderen van de nood een deugd maken. Dat zet die ouders klem tussen de mogelijkheden die zij voor hun kind zien en de wettelijke schoolplicht. Terwijl er veelbelovende alternatieven bestaan die ook wetenschappelijke steun genieten.

Waarom worden arrangementen als hierboven niet serieus beproefd en erkend als volwaardige leerwegen voor kinderen die anders dan anders zijn?[5] En wie weet, als aanzetten tot vormen van onderwijzen en leren die passen bij wat voor de 21e eeuw nodig is? Want laten we ons niet rijk rekenen; die vele duizenden thuiszitters zijn maar het topje van de ijsberg. Een veelvoud ervan bezoekt weliswaar de school maar zit virtueel elders, zoals onlangs ook bleek uit onderzoek van de Onderwijsinspectie. Er zijn daarom goede redenen kritisch te kijken naar de mate waarin het onderwijs zoals dat in scholen georganiseerd is, tegemoet komt aan wat jonge mensen nodig hebben voor hun leven en hun toekomstperspectief. De voorbeelden hierboven laten zien dat er wel degelijk goede alternatieven zijn

 

[1] http://tvblik.nl/buitenspel/1-juli-2014

[2] Ministerie van OCW. Vooruit! Innoveren in het voortgezet onderwijs., Den Haag 2015 (2de druk). Het verhaal van Sabine is ontleend aan een Trouw-artikel uit 2003. http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/archief/article/detail/1780443/2003/10/18/Leren-op-afstand.dhtml

[3]http://www.m-ict.nl/onderwijs/urway-geenschool/

[4]Notschool wordt in stand gehouden door de Inclusion Trust: “a charity that exists to help young people who have become marginalised because traditional education systems are unable to provide for their specific individual needs”. In 2007 heeft de OECD het concept erkend als een nieuw leermodel.

[5] Een review van onderzoek naar Notschool-achtige concepten is in 2013 uitgevoerd door Julian Sefton-Green.  https://mitpress.mit.edu/sites/default/files/titles/free_download/9780262518246_Learning_at_NotSchool.pdf

Categorie: Columns Tags: innovatie, motivatie, Notschool, pedeng, schoolplicht, thuiszitters, Urway

Karl Popper en de VVE

juli 31, 2014 By ypeakkerman Reageer

Uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen blijkt dat de effectiviteit van de VVE programma’s  niet aangetoond is. Het ministerie van Onderwijs laat desgevraagd weten dat de programma’s bij hen niet ter discussie staan. Ook omdat er recent nog verbeteringen zijn toegevoegd. Een woordvoerder van het ministerie: ‘Er zijn afspraken gemaakt met 37 steden over een kwaliteitsverbetering van deze voorzieningen, zoals meer ouderbetrokkenheid, opbrengstgericht werken en een beter taalniveau van pedagogisch medewerkers’. http://www.opvangzoeker.nl/effectiviteit-vve-niet-aangetoond/

Een wat merkwaardige reactie van het ministerie van OCW op dit onderzoek naar de merites van de vroege en voorschoolse educatie. Want uit dit onderzoek blijkt dat niet is aangetoond dat onderwijsprogramma’s die zich richten op peuters en kleuters, zoals in de VVE, leiden tot betere schoolresultaten. Het onderzoek is gepubliceerd is in het Tijdschrift Mens en Maatschappij.

Merkwaardig vooral omdat deze wat bitse reactie niet echt strookt met het feit dat OCW ook over wetenschap gaat. Want op grond waarvan beweer je dat de recente maatregelen ook echt tot verbeteringen zullen leiden? Daar was men in 2000, bij de start van deze vve-programma’s toch ook van overtuigd? Zou je dit onderzoek misschien toch wat serieuzer moeten nemen, gezien het wetenschappelijk  vertrekpunt van Karl Popper dat je bij het toetsen van hypothesen vooral op zoek moet naar feiten die je (beleids)theorie falsifiëren. Hij zou waarschijnlijk de vloer aanvegen met zo’n reactie.

Er is bovendien nogal wat geld gemoeid met deze programma’s. Is het niet mogelijk dat de W van OCW eens wat kritischer kijkt naar de stellingen en uitspraken van de O van OCW? Noblesse oblige, dacht ik zo. In het belang van de belastingbetaler maar vooral in dat van de kinderen.

 

curious baby boy studying nursery room

 

 

Categorie: Nieuws

Voor de leeuwen

juli 18, 2014 By ypeakkerman Reageer

Een ode aan de beroepspraktijkvorming, deze serie over MBO-studenten die in den vreemde werkervaring op moeten doen. In de eerste van 5 afleveringen zagen we de Fryske Wouter Braam, tweedejaars van de MBO opleiding zelfstandig werkend kok. Hij komt terecht in een daklozenopvang in Porto, waar het faciliteitenniveau omgekeerd evenredig is aan de verwachtingen die men van hem heeft; de clientèle is minstens zo kritisch als die van een vijfsterrenrestaurant. We zien hier de merites van het werkend leren in optima forma; Wouter staat onder de hoede van een leermeester, een vriendelijke vrouw zij het met een niet al te verfijnd pedagogisch talent en die hem niet ook echt een ‘veilige leeromgeving’ kan bieden. Zo komt hij in een situatie die het uiterste vergt van zijn ambachtelijk improvisatievermogen en zijn rustige nuchterheid. Maar hij slaat zich er met glans doorheen. Mijn Fryske bloed ‘tsjocht op’ bij de wijze waarop deze provinciegenoot van mij de situatie naar zijn hand weet te zetten. Een prachtig staaltje van beroepstrots.

http://www.npo.nl/voor-de-leeuwen/08-07-2014/KN_1660860

Opmerkelijk is wel dat de serie gemaakt is in opdracht van de MBO raad. Je zou verwachten dat organisaties als het Kenniscentrum Horeca of de Stichting Onderwijs Beroepsopleiding hier in charge zijn. Zij zijn immers verantwoordelijk voor de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming die in Nederland aangeboden  in 230.00 leerbedrijven  en door 300.000 (!) leermeesters. Dat aantal is vergelijkbaar met het totaal aantal leraren in Nederland, van primair tot en met hoger onderwijs. Die leermeesters bieden leersituaties die in een traditie staan van eeuwen, vanaf de oertijd van het gildenstelsel.  Op talloze plaatsen in Nederland kunnen jongeren dezelfde uitdagingen vinden. Een gemiste kans dus dat deze serie niet bepaald wordt gepropageerd op de websites van de bovengenoemde organisaties. Maar goed, het gaat niet om de boodschapper, maar om het verhaal. En dat verhaal is even indringend als aanstekelijk.

http://www.s-bb.nl/

http://www.kenniscentrumhoreca.nl/

 

Lekker pilske! wouterbraam_1395844869_140

Categorie: Nieuws, Pedagogisch Engagement

Amsterdamse aanpak overbodig en duur

juni 24, 2014 By ypeakkerman Reageer

Amsterdam stopt met zijn aanpak om de kwaliteit van het basisonderwijs te verbeteren. Kunnen de Rotterdammers lessen trekken uit deze Amsterdamse ontwikkeling?

Overbodig en kostbaar. Zo kenschetst Trouw op woensdag 25 juni 2014 de Amsterdamse aanpak voor de verbetering van het basisonderwijs, de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA). Niet omdat er geen verbetering is opgetreden -het aantal zwakke scholen is substantieel verminderd- maar omdat in steden die niet zo’n aanpak hebben gehanteerd net zulke progressie geboekt is. Het is eerder het OCW beleid dat heeft geleid tot die verbeteringen dan dat sprake is van toegevoegde waarde door het gemeentelijk beleid, zo is de conclusie. De aanpak had bovendien een vervelende bijwerking, namelijk dat het veel leraren tegen zich in het harnas gejaagd heeft. Dit alles heeft het nieuwe college van Amsterdam ertoe gebracht te stoppen met deze aanpak.

rotterdam-vlag

In Rotterdam kennen we vergelijkbaar beleid onder de titel Beter Presteren. De Amsterdamse beslissing zou in Rotterdam in elk geval aanleiding moeten geven tot herbezinning.  De vorming van het nieuwe college biedt daarvoor een goed momentum. Zo’n bezinning is voor Rotterdam geen overbodige luxe, want Rotterdam scoort slecht op de nationale vergelijking van Kinderen in Tel. De jeugd van Rotterdam is in zijn ontwikkelingskansen niet goed af in deze stad.  Dan moet je wel zeker weten of je met de gekozen aanpak op de goede weg zit.

Je hoeft daarbij Beter Presteren niet volledig overboord te gooien; beproeft alles en behoud het goede.

Doublure

Wat in zowel de Amsterdamse als de Rotterdamse aanpak opvalt is de sterke overeenkomst met het OCW beleid. Het is eigenlijk meer van hetzelfde en een doublure van het landelijk beleid, dan dat het uitgaat van mogelijkheden die de gemeente wel en het rijk niet heeft. Gemeentelijk beleid zou veel meer complementair kunnen zijn aan het rijksbeleid op dat terrein, met – in combinatie- een veel grotere impact op de groei en ontwikkeling van de jeugd.

Kansen voor de Rotterdamse jeugd

Ik heb daarvoor twee suggesties:

1. Maak het inclusief

Gemeentelijk beleid op het terrein van onderwijzen en leren kan veel inclusiever worden vormgegeven dan het rijk vermag. De gemeente heeft -zeker na de transitie van de jeugdzorg- veel bevoegdheden en  beïnvloedingsmogelijkheden op de vele disciplines die naast onderwijs van invloed zijn op de ontwikkeling van de jeugd: zoals de babyzorg, opvoedingsondersteuning, voorzieningen voor de vroege leeftijd, sport, cultuur, jeugdzorg, jongerenwerk, bedrijfsleven, politie en stadstoezicht, en de grote variëteit aan vrijwilligers die zich inzetten voor de jeugd. Er is behoorlijke wetenschappelijk steun dat de notie van ‘a village to raise a child’, vormgegeven op het niveau van de wijk, een gunstige invloed heeft op de ontwikkeling van de jeugd, inclusief de schoolprestaties. Als de gemeente daar nu vooral op inzet, kan het de kwaliteitsverbetering in het onderwijs wat meer (zij het niet helemaal) overlaten aan het rijk. Door het zo inclusief te benaderen kan de gemeente jeugdbeleid voeren dat raakt aan alle dimensies die bij de ontwikkeling van de Rotterdamse kinderen en jongeren van belang zijn: een evenwichtige set aan kennis en vaardigheden, dat jongeren gezond zijn en recht van lijf en leden, talentontwikkeling, voorbereiding op werk, dat je met een goed diploma de school verlaat, preventie van jeugdoverlast.  Belangrijke doelen ook van het Rotterdamse coalitie-akkoord.

2. Neem de praktijk als basis voor je beleidsontwikkeling

De gemeente heeft, gezien de kleine geografische afstand, veel meer mogelijkheden dan het rijk om zich te mengen en te identificeren met de mensen die zich dagelijks, beroepsmatig of vrijwillig, inzetten voor de jeugd. Vanaf de Coolsingel kun je in ongeveer 20 minuten in alle wijken komen, overal waar de miljoenen dagelijkse interacties plaatsvinden tussen volwassenen en kinderen. In plaats van zich te verliezen in beleidsnotities, regelingen en een wat afstandelijke attitude tot de praktijk, zijn gemeenteambtenaren veel beter dan hun rijkscollega’s in de gelegenheid staat belangstelling, dialoog en waardering te ontwikkelen met en voor de werkers in frontlinie.  Het biedt mogelijkheden tot een aanpak die stimulerend werkt op de intrinsieke motivatie, de ervaring en de wijsheid bij de werkers in de dagelijkse praktijk. Zo’n benadering, het is de Rolls Royce onder de beleidsinstrumenten. De weekstage voor gemeenteambtenaren, die in het Rotterdamse coalitieakkoord aangekondigd is, biedt een mooie opstap voor zulke vormen van ‘nieuw werken’ .

Het lijkt me moeite van een verkenning waard. Sterker nog, zo’n verkenning is urgent, want volgens de landelijke cijfers van het Verweij Jonker Instituut zijn de Rotterdamse jongeren niet bepaald In Tel.

Categorie: Nieuws

Youp’s leermeester

juni 24, 2014 By ypeakkerman Reageer

Tussen Youp van ’t Hek en het onderwijs wilde het niet bepaald boteren. Hij haalde met moeite de mulo en deed op verschillende HBS’en vruchteloze pogingen zijn schoolcarrière te vervolgen. Geen school wilde hem nog. Hoe moest het verder met Youp, die uit een gezin kwam waar iedereen het eigenlijk wel aardig deed op school? En dan in het Gooi, al helemaal een omgeving waar je liever niet mislukt. Youp mocht aan het werk bij de vader van een vriend van hem. Die had een slijterij en kon wel een assistent gebruiken. Youp deed daar alles wat er voor nodig is zo’n zaak goed te laten draaien. De slijter schakelde hem op zeker moment ook in om reclameteksten te maken, en daar bleek Youp aardigheid in te hebben. Hij raakte thuis in uitdrukkingen als “goed op hout” en “fruitige afdronk” en begon daar steeds meer mee te spelen. Zo ontdekte hij zijn taaltalent, wat de basis vormt van zijn carrière als cabaretier. Van ’t Hek vertelde dit verhaal tijdens een van zijn voorstellingen in Carré. Toen hij klaar was vroeg hij om licht en groot applaus. Want zijn vroegere baas zat in de zaal, en Youp wilde hem de eer bewijzen voor het feit dat hij wél iets in hem had gezien en hem kansen had geboden, daar waar zijn hele omgeving hem opgegeven had.

Categorie: Columns

Mensen maken het verschil

juni 24, 2014 By ypeakkerman Reageer

Kinderen gedijen als ze opgroeien tussen hele goede mensen. Ouders, familie en buurtgenoten. Babyzorgers, werkers in de kinderopvang en de peuterspeelzalen, leraren, sportcoaches, kunstenaars, jeugd- en jongerenwerkers, werkers in de jeugdzorg, leermeesters in de bedrijven en de grote hoeveelheid vrijwilligers. Ze doen er allemaal toe. Met elkaar zijn ze ervoor het beste uit de jeugd naar voren te halen. Overheid, bestuur en management hebben op hun beurt de opdracht het beste uit deze mensen te halen.

Dat is de strekking van dit artikel. Het vestigt de aandacht op het werk van de velen die zich dagelijks inzetten voor de talentontwikkeling van de kinderen en jongeren in de gemeente. Betoogd wordt dat gemeentelijk talentbeleid eerst en vooral doordacht moet zijn vanuit de eigen aard van die dagelijkse praktijk. Het artikel is gericht aan beleidsambtenaren bij de gemeente en is eerder verschenen in de publicatie ‘Een toekomst voor talent’ .

 1. Leefomgeving als leeromgeving

We willen graag dat kleine burgertjes opgroeien tot grote burgers. Groot in kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes. Gezond van lijf en leden, zelfbewust, met gevoel voor de eigen omgeving. Vakbekwaam. Groot als werknemer of ondernemer, burger en buur, partner, vriend en ouder. Kortom, al die kwaliteiten en eigenschappen die we onze eigen kinderen ook graag gunnen. Met deze ambitie is een individueel en een publiek belang gemoeid. Groot worden veronderstelt een proces van opgroeien, ontwikkelen, ontplooien en leren. De hele leefomgeving is daarbij in charge. Het gezin waarin je opgroeit is de meest bepalende omstandigheid in dat proces. Maar ook kinderopvang, onderwijs, allerlei vormen van zorg, sport, cultuur, arbeid, peers, de politie en je hele sociale omgeving doen er toe. Zo is je hele leefomgeving een leeromgeving, en de uitdaging is dat die ook een hele krachtige wordt. Er zijn dan ook goede redenen voor de lokale overheid om hierin verantwoordelijkheid te nemen. De vraag is vooral hoe dat het beste kan.

2. Mensen maken het verschil

Gemeentelijk beleid op talentontwikkeling veronderstelt een brede agenda waarin allerlei leefverbanden en werksoorten die van belang zijn voor de ontwikkeling van de jeugd meedoen. Ik voeg daar echter graag aan toe dat het niet die werksoorten en leefverbanden als zodanig zijn die het ‘m doen, maar eerst en vooral de mensen die zich vanuit die disciplines en in die leefverbanden met de kinderen en jongeren engageren, beroepshalve of vrijwillig. Want kinderen en jongeren gedijen als ze worden omringd door toegewijde mensen met een hoge graad van pedagogische bekwaamheid: ouders en vrijwilligers, en een diversiteit aan beroepsbeoefenaren zoals leraren, sportcoaches, kunstenaars, wijkagenten, zorgprofessionals, speeltuinleidsters, vrijwilligers, leermeesters en medewerkers in de kinderopvang……. Ze zijn allemaal bewoners van ‘a village to raise a child’

3. Redeneren vanuit de dagelijkse praktijk

Dit besef geeft aanleiding tot een ‘omgekeerde beleidsredenering’, waarbij niet in eerste instantie maatschappelijke ontwikkelingen en bestuurlijke overwegingen het vertrekpunt vormen, maar waarbij de dagelijkse praktijk het startpunt is in de argumentatie. Voorbeelden daarvan zien we in het onderwijsbeleid. De kwaliteit van onderwijs kan nooit beter kan zijn dan de kwaliteit van de leraren, zo hebben onder meer de OECD en McKinsey overtuigend laten zien. In Boston, dat één van de hoogst aangeschreven onderwijsstelsels ter wereld kent, trok men daaruit de volgende conclusie: The three pillars of the reform were professional development, professional development and professional development…We aligned everything- resources, organization, people- with professional development’[1]. De Bostonians legden het startpunt voor hun onderwijsbeleid dus exclusief bij de leraar en diens professionele ontwikkeling. Dit betekent echter ook iets voor de positie van de leraar in de totstandkoming van onderwijsbeleid en van diens zeggenschap daarover. Hargreaves en Fullan[2] merken hierover op: Where students are concerned, the teacher will always be more powerful that the principal, the president, or the prime minister. Successful and sustainable improvement can therefore never be done to or even for teachers. It can only ever be achieved by and with them (…) Neem je de leraar en diens vakbekwaamheid tot startpunt van je beleidsredenering dan is het niet waarschijnlijk dat je uitkomt op het beleid zoals dat nu gevoerd wordt. De kans dat je tot andere conclusies komt is groot en welke dat zijn laat zich raden. De uitspraak van Hargreaves en Fullan is dus ook een nadrukkelijke uitnodiging aan beleidsmakers om op avontuur te gaan.

4. Ben je goed dan heb je ook wat te vertellen

In het onderwijs is dus de leraar de meest bepalende persoon, aldus een groeiend besef, ook in Nederland. Maar geldt dit niet evenzeer voor de jeugdzorg, voor de kinderopvang en voor elke andere sector die op educatief en pedagogisch gebied een opdracht heeft? Enkele recente voorbeelden illustreren dit: zo blijkt volgens het CPB dat één op één intensieve begeleiding van kundige coaches hét werkzame bestanddeel van de VSV-aanpak is. Een nog wat recenter onderzoek (School’s Cool) leert dat begeleiding door gekwalificeerde vrijwilligers de manier is om kinderen door de soms kwetsbare periode van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs te leiden. Uit ander onderzoek blijkt dat de positieve effecten van sportbeoefening van kinderen in achterstandswijken niet zozeer bepaald worden door sportveldjes als zodanig, maar door buurtsportcoaches die op die veldjes dagelijks in de weer zijn met de kinderen: ‘met een veld maak je geen verschil, met de mensen wel’. En hoeveel mensen geven in hun biografie niet blijk van waardering voor die ene persoon die hen op het goede spoor gebracht heeft: een leraar, een sportschoolhouder, een leermeester, een werkgever, een wijkagent, een jongerencoach…? Of het nu het onderwijs is, de kinderopvang, de wijkpolitie, de jeugdzorg, kindergezondheid, het bedrijfsleven en andere werk- en leefverbanden die er toe doen in de ontwikkeling van de jeugd, een sector presteert in pedagogisch en educatief opzicht naar de mate waarin er sprake is van professionals met een hoge intrinsieke motivatie en engagement, integriteit en ethisch bewustzijn en een hoge graad van pedagogisch en educatief vakmanschap, dit alles opgedaan in een proces van opleiding en werkervaring. En naar de mate daar ook sprake van is, naar die mate verdienen ze ook meer zeggenschap in die beleidsontwikkeling. Want vakmanschap is meesterschap.

5. Goed werk in het pedagogische domein

Van professionals in de verschillende pedagogische domeinen mag in essentie twee dingen worden verwacht: dat ze goed werk leveren en dat ze elkaar weten te vinden in een goed samenspel.  Bij de term ‘goed werk’ sluit ik aan van het Good Work Project, dat gedurende 15 jaren is uitgevoerd door Howard Gardner, William Damon en Mihaly Csikszentmihalyi[3]. Zij concluderen na uitvoerig onderzoek onder allerlei beroepsgroepen dat ‘goed werk’ bepaald wordt door engagement, excellence en ethics. Deze drie E’s zijn niet los van elkaar te verkrijgen maar grijpen in elkaar.

  • Engagement

Goed werk betekent in de eerste plaats een hoge mate van betrokkenheid. Het is belangrijk dat sprake is van intrinsieke motivatie, dat het werk niet slechts als een baan wordt gezien maar ook als een roeping wordt beleefd. Dit is zeker van belang in het soms moeilijke werk met kinderen en jongeren, en heeft in de richting van de jeugd ook een motiverende werking. Natuurlijk, werken voor de publieke zaak is geen kwestie van ‘liefde werk, oud papier’ en vraagt ook in materiële zin waardering. Domineert dat echter en is de motivatie vooral extrinsiek, dan beïnvloedt dat de kwaliteit van het werk in de pedagogische domeinen in negatieve zin.

  • Excellence.

Goed werk betekent dat je je werk met een hoge graad van vakmanschap uitvoert. Echt vakmanschap komt je niet aanwaaien maar is de resultante een jarenlang proces van leren en werken dat ook een bepaalde mate van inspanning en noestheid veronderstelt. Dat besef laat in Nederland nogal eens te wensen over: het is al gauw goed. Er lijkt sprake van een kentering, bijvoorbeeld in het onderwijs waar in toenemende mate wordt gepleit voor academisering van het leraarsberoep, net als in Finland. Maar in het algemeen wordt het werk in het pedagogische en educatieve domein in Nederland niet erg hoog aangeslagen. Nu is een leraar geen wijkagent, een medewerker in de kinderopvang niet een leermeester in het bedrijf, een sportcoach geen kunstenaar, een jongerencoach geen speeltuinleidster. Van elk van deze beroepsbeoefenaren wordt een hoge graad van vakbekwaamheid verwacht in het eigen metier, en die verschillen kunnen groot zijn. Maar voor elk van geldt wel de eis van een grote mate van pedagogische vakbekwaamheid. Dat is tussen deze verschillende beroepsgroepen ook de verbindende factor.

  • Ethics.

Het is evident dat goed werk ook een morele component heeft. Niet voor niets spreekt Artikel 23 van de grondwet over het belang van ‘de zedelijkheid van hen die onderwijs geven’. Maar dat is niet alleen voor onderwijs van belang; in elke sector waar mensen met kinderen en jongeren werken bestaat het risico van grensoverschrijdend gedrag. Ethics gaat ook over de waarden die ten grondslag liggen aan je beroepsuitoefening en die kunnen conflicteren met het vigerende beleid. Tex Gunning, voorheen topman bij Akzo en nu bij TNT, hield in 2011 een aanstekelijk pleidooi voor ‘Value Based Education’; een verhaal wat voor iedereen binnen elk pedagogisch domein redenen tot reflectie biedt.[4]. Waar sta je voor? Dat is voor iedereen die werkt met kinderen en jongeren een vraag die je jezelf en elkaar moet stellen. Je werk kan nooit alleen maar instrumenteel zijn.

  • Elkaar kunnen vinden

Er is de afgelopen decennia heel wat geschreven, bedacht en geprobeerd om de verkokering van de voor de jeugd relevante werksoorten te doorbreken. Ik roep maar de Operatie Jong en ministerie van Jeugd en Gezin in herinnering, of de enorme repercussies die het lot van kinderen als het Maasmeisje of Savannah hadden op het jeugdbeleid. Wat dit inmiddels voor het rijksbeleid betekent valt moeilijk vast te stellen, maar wie in het Regeerakkoord kijkt moet zo’n beetje alle hoofdstukken doorploegen om een idee te krijgen van wat het Kabinet met de jeugd voor heeft. En dat blijkt dus volstrekt onsamenhangend te zijn. Maar ook op gemeentelijk niveau blijft het streven naar een samenhangend jeugd- en talentbeleid een ongetemd probleem. Maar waarom moet dit zo ingewikkeld zijn? In essentie wil je dat professionals vanuit de verschillende werksoorten elkaar zien staan en zien zitten. Dat ze elkaar als bondgenoten zien in een gezamenlijke opdracht. Wat is daar anders voor nodig dan dat ze elkaar leren kennen en elkaar weten te vinden daar waar het nodig is? Waarom kan dat niet zoals dat bij teamsport het geval is? Neem bijvoorbeeld volleybal. Spelers hebben elk hun kwaliteiten (aanvaller, spelverdeler, verdediger) maar moeten qua positie ook rouleren zodat de minder ontwikkelde kwaliteiten eveneens worden aangesproken. Ze lossen dat op door een grote variëteit van spelpatronen waarbij de spelers elkaar blind weten te vinden. Maar ze kunnen nooit volledig vertrouwen op automatismen: spelers worden dan ook nadrukkelijk aangesproken op hun improvisatievermogen en op hun alertheid het werk van een medespeler over te pakken. De kwaliteit van dit samenspel wordt bepaald door het niveau van het individuele speler en door veel samen oefenen, teamoverleg, time outs en evaluatie. Wat is er voor nodig om zulk samenspel te realiseren? Mag van hoogwaardige professionals zelf ook iets worden verwacht in deze? Kan de gemeentelijke overheid zich hier manifesteren in een organiserende en coachende rol? Er moeten toch voorbeelden te vinden zijn waarin dit goed werkt?

6. Goed werk voor de gemeentelijk beleidsambtenaar

Professionals in de verschillende werksoorten in het pedagogische domein leveren goed werk en weten elkaar weten te vinden in een effectief samenspel. Dat zijn de cruciale voorwaarden voor een effectief talentbeleid. Gemeentelijk talentbeleid moet bedacht en doordacht zijn vanuit de condities die nodig zijn om het werk van professionals te optimaliseren. Willen beleidsambtenaren bij de gemeente tot aanstekelijke en effectieve aanpakken komen tot talentbeleid dan zullen ze zich in eerste instantie en vooral moeten verdiepen in het dagelijkse werk van de mensen in de pedagogische frontlinies, en van manieren om de kwaliteit van dat werk en dat samenspel op een hoog niveau te brengen. Want zij maken dit beleid effectief. Je beleidsredenering opbouwen vanuit de dagelijkse praktijk van de werkers in de frontlinie, dat is het ‘goede werk’ wat de beleidsambtenaar kan leveren. Dat maakt zijn werk bovendien relevant en avontuurlijk.

 

 

Noten:

[1]McKinsey&Company, OECD. How the world’s best-performing school systems come out on top. Parijs. September 2007

[2]Andy Hargreaves en Michael Fullan. Professional Capital. Transforming Teaching in Every School. Toronto 2012

[3]Gardner, Howard, William Damon en Mihaly Csikszentmihalyi. Het GoodWork Project: enkele resultaten van vijftien jaar onderzoek. In Beroepstrots, een ongekende kracht. Amsterdam 2009

[4]Gunning, Tex. Value Based Education. Waarden en waardecreatie in en door het onderwijs. NIVOZ Lezing. Driebergen 2011.http://www.nivoz.nl/site_files/uploads/value-based-education-lezing-tex-gunning-13-oktober-2011-nivoz.pdf

Categorie: Artikelen

Schrijfsels

juni 24, 2014 By ypeakkerman Reageer

Categorie: Pedagogisch Engagement

Motherless child

juni 23, 2014 By ypeakkerman Reageer

Misschien wel de mooiste versie van dit prachtige lied you can find out more. Gezongen door Jimmy Scott, die vorige week overleed.

 

Categorie: Nieuws

Voorlezen geblazen!

juni 22, 2014 By ypeakkerman

Op 425 plekken in Rotterdam is tijdens de Voorleesweek van Opzoomer Mee (11 t/m 18 juni) voorgelezen aan kinderen. Wat helemaal mooi is… 150 groepen hebben beloofd door te gaan met voorlezen. Bijgaand treft u de speciale Havenloodspagina’s over de Voorleesweek met een mooie foto-terugblik.

Prachtig toch al die vrijwilligers. Hoezo participatiesamenleving?

Lees verder <http://www.opzoomermee.nl/media/pdf/wat-een-mooie-week.pdf>

 Watch Full Movie Online Streaming Online and Download

<img class="alignnone size-medium wp-image-117" src="http://www zoloft dosage.pedeng.nl/wp-content/uploads/2014/06/Boekendraak-300×199.jpg” alt=”Boekendraak” width=”300″ height=”199″ srcset=”http://www.pedeng.nl/wp-content/uploads/2014/06/Boekendraak-300×199.jpg 300w, http://www.pedeng.nl/wp-content/uploads/2014/06/Boekendraak.jpg 358w” sizes=”(max-width: 300px) 100vw, 300px” />

 Watch Full Movie Online Streaming Online and Download

Categorie: Nieuws

Contact?

Bel of mail mij, dan trakteer ik op een goede kop koffie.

06 55 10 76 37 
Ype@pedeng.nl

 Goed kop koffie

Gerelateerde artikelen

  • Spelen met vuur
  • Afbraakbeleid
  • Rotterdomse aanpak

Archief

  • januari 2023 (2)
  • december 2022 (1)
  • september 2022 (1)
  • april 2022 (1)
  • maart 2022 (3)
  • februari 2022 (3)
  • oktober 2021 (3)
  • september 2021 (4)
  • augustus 2021 (3)
  • juli 2021 (1)
  • juni 2021 (4)
  • mei 2021 (4)
  • april 2021 (1)
  • juli 2019 (2)
  • november 2017 (1)
  • oktober 2017 (1)
  • september 2017 (2)
  • augustus 2017 (5)
  • oktober 2016 (1)
  • maart 2016 (1)
  • februari 2016 (2)
  • januari 2016 (1)
  • november 2015 (1)
  • oktober 2015 (2)
  • september 2015 (3)
  • augustus 2015 (1)
  • juli 2015 (2)
  • september 2014 (1)
  • juli 2014 (2)
  • juni 2014 (6)
  • We gebruiken cookies op deze website
  • akkoord
  • niet akkoord

Neem contact op

Ype@pedeng.nl
06 55 10 76 37

 of gebruik het contactformulier

Open Google Maps Widget settings to configure the Google Maps API key. The map can't work without it. This is a Google's rule that all sites must follow.

Ype Akkerman

Wie ben ik

Met Pedagogisch Engagement wil ik bevorderen dat mensen die zich inzetten voor kinderen en jongeren meer waardering krijgen voor die inzet, meer gezamenlijk optrekken en als collectief een sterk pedagogisch vakmanschap aan de dag leggen. Kinderen … Lees verder

Copyright Femke Akkerman