Pedagogisch Engagement

Pedagogisch Engagement

 

Voor iedereen die zich inzet voor de jeugd...                                                                                                                                                                                                                                                                     

  • Home
  • Schrijfsels
    • Nieuws
    • Columns
    • Artikelen
    • Archief
  • Wie ben ik
    • Persoonlijk
    • CV
  • Contact
Je bent hier: Home / Archief voor 2015

Archief voor 2015

De jeugd in achterstandswijken wordt vierdubbel gepakt

november 12, 2015 By ypeakkerman Reageer

De opmerkingen van John Hattie (Trouw, 12 november 2015) over het Nederlandse onderwijs zijn behartenswaardig en zetten aan tot grondige reflectie op ons onderwijssysteem en op de selectiemechanismen die slecht uitpakken voor de jeugd die van ver moet komen. Echter, de oorzaken voor en de remedie voor achterstand is niet alleen een kwesite van onderwijs, maar heeft te maken met de ontwikkelingsgerichtheid van de hele omgeving waarin kinderen en jongeren opgroeien. Twee voorbeelden.

1. Jongeren in gegoede wijken hebben een veel beter toekomstperspectief in onderwijs, werk en leven dan hun leeftijdgenoten in achterstandswijken. Niet de verschillen in onderwijskwaliteit zijn daarvoor bepalend, maar de algehele pedagogische en educatieve kwaliteit van de omgeving waar kinderen en jongeren zich bewegen en door alles wat ze thuis in en in hun vrije tijd meemaken; van de allervroegste leeftijd totdat ze de jaren des onderscheids hebben bereikt. Scholen roeien in deze wijken met de stroom mee.

2. Taalachterstanden die kinderen in de vroege leeftijd oplopen werken de hele schoolloopbaan door, zo is bekend; dit illustreert dat onderwijs hier veel minder klaarmaakt dan doorgaans wordt aangenomen, en dat het eerder de thuissituatie is die hier het verschil maakt. Hier wreekt zich het feit dat het inburgeringsbeleid de laatste jaren teruggebracht is tot een zoek-het-maar-uit benadering en daar heeft iedereen die zich inzet voor de jeugd last van.

 

De jeugd in achterstandwijken is de klos. En de samenleving evenzeer. 

Natuurlijk doet de school ertoe maar hij maakt niet het verschil. Dat is een zaak van de hele community waarin kinderen en jongeren opgroeien. De tragiek is daarom dat de jeugd in achterstandswijken op zeker vier dimensies gepakt wordt.

  1. Door een onderwijssysteem dat voor hen onvoldoende werkt.
  2. Door het ontbreken van inburgeringsbeleid waardoor hun ouders onvoldoende toegerust zijn voor de rol die redelijkerwijs van hen verwacht mag worden.
  3. Door de kortingen op achterstandsgeld waardoor scholen in deze wijken minder armslag krijgen voor hun belangrijke werk.
  4. En door de bezuinigingen op het gemeentefonds die zonder twijfel zullen leiden tot een verminderde financiële inzet van de gemeenten op andere disciplines die zo belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de jeugd: zoals opvoedondersteuning, babyzorg, kinderopvang, muziek en jeugdtheater, sport, de bieb, jeugdwelzijn, jongerenwerk, jeugd- en gezondheidszorg. Dit alles gaat ons en de komende generaties nog flink opbreken.

Dit alles gaat ons en de komende generaties nog flink opbreken.

Categorie: Nieuws, Pedagogisch Engagement

Er kan soms meer dan je denkt

oktober 19, 2015 By ypeakkerman Reageer

Jeugdzorg, wees alert en zoek de grens op. Aldus een oproep van het Amsterdamse VVD Raadslid Samira Bouchibti in het Parool van 16 oktober. samiraHierbij een reactie.

In één van de achterstandswijken van Rotterdam Zuid woont een jongen van zo’n 13 jaar die het zowel thuis als op school niet kan vinden. Deze jongen, laten we hem Ahmed noemen, krijgt niet bepaald ouderlijke liefde en is inmiddels op drie scholen geweigerd omdat hij zich op school agressief pleegt te gedragen. Het wijkteam doet zijn best hem alsnog te plaatsen maar boekt tot op heden geen resultaat; maar dan nog is het zeer de vraag of deze jongen echt goed af is als hij op een school toegelaten wordt.

Nu is er in de wijk ook een sportvereniging en daar heeft Ahmed het erg naar de zin. Hij is er actief, traint de kleintjes, ruimt op en wat al niet. Hij voelt zich daar thuis omdat de mensen die de club leiden hem toegewijd zijn en desnoods op huisbezoek gaan om hem erbij te houden. Want hij schaamt zich soms zo dat hij ook niet meer naar de club durft. Maar hier ondervindt hij de liefde, de waardering en de activiteiten die zijn zelfwaardering en -vertrouwen sterken, de basis toch voor ieders kwaliteit van leven en voor verdere ontwikkeling in het onderwijs en in de samenleving. En anders dan op school vertoont hij er totaal geen agressief gedrag.

Ik wil hiermee illustreren dat het vaker dan nodig vastloopt als de jeugdhulpverlening zich uitsluitend op zijn eigen voorzieningen of op de school richt. Het vindgebied is groter; als je weet dat er in een wijk als deze meer liefdevolle en toegewijde mensen zijn, dan heeft een kind ook een grotere kans om zo iemand te vinden dan wanneer je je uitsluitend op de gebruikelijke hulpverlening richt. Dat is in deze wijk het geval en dat geldt ongetwijfeld elders eveneens, in Rotterdam, Amsterdam of waar ook. Dat veronderstelt wel dat deze wijk een gemeenschap is waar velen elkaar kennen en weten wat ze aan elkaar hebben. En dat vergt samenlevingsopbouw.

Dit voorbeeld laat zien dat de pedagogische civil society wel degelijk iets vermag. Hebben we daarmee het paradijs op aarde en een oplossing voor elk kind dat in de verdrukking zit? Erg waarschijnlijk is dat niet. Maar als je als hulpverlener beter om je heen kijkt dan is het repertoire aan oplossingsmogelijkheden groter en gevarieerder dan je denkt. Dan mag je niet slechts tot de grens gaan maar wordt je uitgedaagd tot grenzeloosheid.

 

 

Categorie: Nieuws, Pedagogisch Engagement

Constructief staken

oktober 4, 2015 By ypeakkerman Reageer

Het zou toch wel heel raar zijn als onderwijsgevenden niet in actie komen voor hun arbeidsvoorwaarden. Ik kan geen leraar tegenkomen of hij klaagt over werkdruk en over de manier waarop hij door overheid, bestuur en samenleving bejegend wordt. De burnout in het onderwijs is de hoogste van alle maatschappelijke sectoren. De sturing vanuit overheid en bestuur belemmert de armslag die nodig is het onderwijs zo te verzorgen dat het optimaal tegemoetkomt aan wat de jeugd aan onderwijs en vorming nodig heeft. Nog maar enkele jaren geleden was de Arena gevuld met een massa leraren die zich tegen het passend onderwijs keerden. Waar zijn zij gebleven? Moeten de ouders van de vele thuiszitters nu de kastanjes uit het vuur halen? Zelfs al zouden leraren niet voor zichzelf in actie komen, dan toch zeker voor de jeugd voor wie ze werken?

Er is dus alle reden tot actie, en met Jelmer Evers ben ik het ook eens dat de klassieke vorm van staken niet de beste manier is om aandacht te vestigen op je arbeidsomstandigheden. Na een dag hossen op het Malieveld heb je het wel gehad en langdurig nietsdoen is voor leraren ook geen optie. Bovendien geven dergelijke demonstraties blijk van een povere didactiek. Juist van leraren mag je toch verwachten dat ze bij de vormgeving van hun acties gebruik maken van hun brede handelingsrepertoire om anderen effectief iets bij te brengen? Waarom dan geen acties op touw zetten die naast die aandachtfunctie ook een directe positieve invloed hebben op de kwaliteit van je beroepsuitoefening en dientengevolge aan de vorming en ontwikkeling van de jeugd? Daarvoor doe ik hieronder de suggestie voor twee acties die – zeker in combinatie uitgevoerd- een sterk effect hebben op de doelen die je met een staking hebt: aandacht vragen en onderwijs verbeteren. Ik noem ze de Er-Op-Uit Actie en de Minder-Is-Meer-Actie. Ik beschrijf ze eerst en licht ze daarna toe.

1. De Er-Op-Uit Actie
De school gaat een week dicht. De leraren benutten die week voor een intensieve verkenning van de leefwereld van hun leerlingen en  van hun dagelijkse activiteiten, en voor een kennismaking met de personen die er in hun leven toe doen. Zoals ouders en anderen in de naaste omgeving van de jeugd, de velen die zich vanuit disciplines als de babyzorg, speeltuin, kinderopvang, sport, kunstbeoefening, scouting, jongerenwerk, jeugdzorg, de supermarkt waar ze een baantje hebben, de plek waar ze de maatschappelijke stage doorbrengen en wat dies meer zij. Ze zullen velen ontmoeten die zich beroepsmatig dan wel vrijwillig, bewust of onbewust, inzetten voor de jeugd.  Organisatorisch hoeft deze actie niet ingewikkeld te zijn omdat de leerlingen als gids fungeren; zij nemen hun leraren mee naar de plekken waar het voor hen gebeurt en naar de personen die er voor hen toe doen. Zoals als Ralph McTell ooit zong: ‘Let me take you by the hand, and I’ll show something that makes you change your mind’.

Op deze manier krijgen leraren inzicht in en gevoel voor de dagelijkse wereld van hun leerlingen. Leraren komen er zo ook achter wie -naast henzelf- relevante anderen zijn in het leven van hun leerlingen en wie zich nog meer inzetten voor hun vorming en ontwikkeling. Ze zullen positief verrast zijn over de intelligentie en authenticiteit waarmee deze medestanders dat werk doen. Zodoende gaan leraren beseffen dat ze er niet alleen voor staan, en dat ze de facto bondgenoten hebben waarvan ze niet wisten dat die bestonden. Het kan arrangementen opleveren waarbij de pedagogische en educatieve opdracht veel meer een gezamenlijke inzet wordt met een slimme taakverdeling. Zo zullen alle partijen leerzame ervaringen opdoen met ‘inverdieneffecten’ op de vorming en ontwikkeling van de jeugd. De Er-Op-Uit Actie is vanuit maatschappelijk, pedagogisch en educatief oogpunt dan ook alleszins verdedigbaar, ja zelfs toe te juichen. En het zal de gunfactor van de leraren aanzienlijk vergroten, zeker als je deze aanpak vergelijkt met de klassieke wijze van staken. En als leraren de smaak te pakken krijgen van deze actie dan plakken ze er toch gewoon nog een week aan vast? De Er-Op-Uit actie biedt een mooi avontuur met een prachtig risico, om met Gert Biesta te spreken.

 

2. De Minder -Is-Meer-Actie

Deze actie is complementair aan de eerste en heeft een permanent karakter. De Minder-Is-Meer-Actie houdt in dat leraren de verplichte contacttijd met 10% verminderen, dus dat ze 10% minder lesgeven. Die tijdwordt besteed aan alle activiteiten waar leraren nu onvoldoende aan toe komen zoals gezamenlijke reflectie, intervisie, vakoverstijgend initiatief, deskundigheidsbevordering, verdieping, contact met de hierboven beschreven bondgenoten en andere activiteiten die er aan bijdragen dat leraren meer toe- en uitgerust voor de klas staan. De opbrengst daarvan is dat de 90% contacturen die overblijven een veel grotere pedagogische en educatieve kwaliteit hebben, zodat het rendement van die tijdsbesteding een stuk hoger is. Leerlingen zijn met deze werkwijze veel beter af dan met de huidige situatie waarin leraren in een haast permanente staat van overspanning hun werk moeten doen. Derhalve een alleszins verantwoorde en toe te juichen actie omdat die bijdraagt aan de kwaliteit van de beroepsuitoefening en de leeropbrengsten van de leerlingen. lessismore

 

Waarom deze suggesties?

Contraproductieve governance
Leraren hebben last van de sturing die hen vanwege de overheid en het onderwijsbestuur is opgelegd. Factoren als minimale verplichte contacttijd, prestatie-indicatoren, de aard van het Inspectietoezicht, toenemende maatschappelijke aanspraken en een lage beroepsstatus hebben in combinatie tot gevolg dat de werkdruk onnodig hoog is en de intrinsieke motivatie en de beroepstrots te lijden hebben. Dit schaadt de kwaliteit en de toegevoegde waarde van het onderwijs. Het pedagogisch handelen staat onder druk wat negatieve implicaties heeft voor de passendheid van het onderwijs en er is sprake van een verschraling van het pakket aan kennis en vaardigheden dat leraren de jeugd graag bij willen brengen. Onderwijs kent in vergelijking met andere maatschappelijke sectoren de hoogste burnout en dat neemt nog toe toe: leraren die dit overkomt zijn de thuiszitters van de beroepsgroep. Dit alles is slecht voor de leraren, slecht voor de jeugd, slecht voor de samenleving en slecht voor de belastingbetaler die door dit sturingsmodel onvoldoende waar voor zijn geld krijgt.

Atlassyndroom
Maar scholen en leraren hebben die werkdruk ook aan zich zelf te wijten. Want als de school zichzelf profileert als dé plek waar de jeugd zijn kennis, vaardigheden, vorming en ontwikkeling opdoet, en als leraren het zich voortdurend aan laten leunen dat zij Het Verschil maken, dan moeten ze niet raar opkijken als vanuit de samenleving en de overheid een overvloed van aanspraken en verwachtingen op hen af komt. Het maatschappelijk discours over onderwijs (geëntameerd o.a door Onderwijs2032, Nationale Denktank, Nederland Kantelt en Het Alternatief) doet daar nog een flinke schep bovenop want de centrale boodschap daarvan is Dat Het In de School Moet Gebeuren En Dat de Leraar Dat Moet Doen. Die aanhoudende en breed gepushte overschatting van onderwijs is een dubieuze eer want leraren krijgen daardoor opgedrongen dat de hele vorming en ontwikkeling van de jeugd van hen afhangt en dat is natuurlijk zeer belastend. Het zet de school en de leraar bovendien in een isolement, terwijl je van onderwijs nu juist verwacht dat het een venster op de wereld biedt. Scholen en leraren snijden zich met deze attitude dus flink in de vingers dosage for prozac. Maar leraren die zelf kinderen hebben of die de leefwereld van de jeugd goed kennen kunnen beter weten: hun invloed op de ontwikkeling van de jeugd is een betrekkelijke. Want de leefwereld van kinderen en jongeren wordt bevolkt door een rijk palet aan personen en partijen die zich eveneens, elk vanuit hun eigen optiek en verantwoordelijkheid voor de jeugd inzetten: ouders, vrijwilligers en beroepskrachten uit allerlei leefdomeinen en disciplines die er voor kinderen en jongeren toe doen. Leraren kunnen van die inzet profiteren als ze deze personen leren kennen en hen ook als bondgenoten gaan zien in een gezamenlijke pedagogische en educatieve opdracht. En aangezien vele handen licht werk maken biedt zo’n bondgenootschap kansen op werkdrukvermindering, verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en vooral: een perspectief op de beste condities voor de ontwikkeling en de vorming van de jeugd. Met elkaar kun je veel meer voor kinderen en jongeren betekenen dan zonder elkaar.

 

Als nou zelfs de staatssecretaris het zegt!

Met deze acties kunnen leraren ontsnappen aan de de ‘tirannie die hen het hert doorwondt’ en in het isolement dat zozeer bijdraagt aan hun overbelasting. Ik zou het dus gewoon doen en volgens mij kunnen schoolleiders en onderwijsbestuurders dit alleen maar van harte ondersteunen. Laat leraren er bovendien vanuit gaan  dat tenminste één persoon achter hen staat, staatssecretaris Sander Dekker. Want heeft hij niet bij herhaling gezegd dat als je het gevoel hebt datwandtegeldekker je iets doet wat niet bijdraagt aan beter onderwijs of wat niet in het belang is van de leerlingen, dat je er dan gewoon mee stopt? Welke wetten zijn er dan nog en welke praktische bezwaren kunnen er zijn die het omzetten van droom in daad belemmeren? De jeugd zal er wel bij varen.

 

 

 

Categorie: archief, Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Erasmust!

september 16, 2015 By ypeakkerman Reageer

Dit is een must voor de velen die iets hebben met Erasmus en/of met oude muziek. En een aanrader voor de weinigen bij wie dat niet het geval is.

Op woensdag 28 oktober wordt om 19.30 uur in de Rotterdamse Laurenskerk het Erasmusproject van Jordi Savall uitgevoerd. Hij doet dit samen met zijn ensembles La Capella Reial de Catalunya en Hespèrion XXI. Het programma bestaat uit westerse, Turkse, Arabische en sefardische muziek uit Erasmus’ tijd. En er is ‘spoken word’ uit de teksten van Erasmus en enkele van zijn tijdgenoten. Daarvoor zullen Loes Luca , Peter Blok, Porgy Franssen en leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium aantreden. Het concert is het prominentste onderdeel van een breder scala aan activiteiten op 28 oktober, de dag dat de grote Europese filosoof en humanist in Rotterdam geboren werd.

Jordi Savall                                                                                                                            HesperionXXI

De gambist Jordi Isavall hoort tot de absolute wereldtop van het oude muziek circuit. Samen met zijn ensembles heeft hij een enorm oeuvre opgebouwd. Bijgaande link bevat een video waarin hij vertelt wie hij is en wat zijn beweegreden waren voor dit Erasmusproject.

http://cobra.canvas.be/cm/cobra/muziek/1.1528119

Turbulente tijden

Erasmus leefde in een tijd die net zo turbulent was als nu. Globalisering, oorlogen en mensen ‘on the move’, ingrijpende nationale en economische wendingen en vooral religieuze onenigheid, heel veel religieuze onenigheid. De Turken bezetten na de val van Constintinopel in 1453 zowat de hele Balkan. De Moren in Spanje hingen nog in de touwen nadat in 1492 de Reconquista voltooid was. In de Christelijke wereld stonden de katholieken en de protestanten elkaar naar het leven. En de joden hadden het al helemaal te verduren. Te midden van dit alles bewaarde Erasmus een doordachte en erudiete instelling van nuchterheid, vrede, relativering en humor. Dat blijkt uit de enorme hoeveelheid geschriften die hij nagelaten heeft, zoals op het gebied van opvoeding, onderwijs en burgerschap zoloft weight gain.Heel de aarde Die werken in de tegenwoordige tijd nog door. Vooral zijn Lof der Zotheid spreekt nog steeds tot de verbeelding van velen. Erasmus inzichten zijn dan ook nog steeds heel actueel, voor de wereld, voor Nederland en voor Rotterdam, de stad waar Erasmus zijn vroegste en belangrijkste levensfase heeft doorgemaakt.

 

Voor meer informatie en kaartverkoop

http://www.dedoelen.nl/nl/concerten/agenda/5982/jordi_savall_ensembles/erasmus_was_hier/

Categorie: Nieuws, Pedagogisch Engagement

Sissende jongens

september 14, 2015 By ypeakkerman Reageer

 In het Rotterdamse debat over de sissende jongens wordt een valse tegenstelling gecreëerd tussen opvoeding en een strenge aanpak met behulp van de Algemene Politieverordening. Natuurlijk is opvoeding van groot belang en er zijn vast meer mogelijkheden om dit onacceptabele verschijnsel te voorkomen en te bestrijden. Maar repressie heeft evenzeer merites; je leert ook goed gedrag als je daartoe verplicht word. 
Maar helpt het misschien ook als de door het AD geportretteerde Helden van het Onderwijs zich op dit front meer laten gelden? Helpt het ook als vaders zoals Hoessein Lahoucine (AD 12/9) elk weekend naar de Afrikaandertuin gaan om hun kinderen vertrouwd te maken met de schoonheid van de natuur? En helpt het als het Ineke Struijk lukt om in het onderwijs meer ruimte te krijgen voor zingeving en levensbeschouwing (AD 12/9)? Al deze initiatieven verdienen een serieuze verkenning want de aanpak van dit vraagstuk is er niet één voor een ‘one trick pony’.

Andree van Es, ex-wethouder van Amsterdan heeft ooit gepleit voor meer hoffelijkheid op straat. Dit is een zaak van lange adem dat een breed en divers repertoire aan initiatieven en maatregelen vergt. Is het niet iets voor de Hogeschool van Rotterdam om hierover een even bruikbaar als wetenschappelijk onderbouwd advies op te stellen?

Meisjes horen zich niet bedreigd en beledigd voelen door groepjes jongens, maar zich door hen juist veilig en beschermd weten. Dat is de norm. Hoffelijkheid is voor Rotterdam bij uitstek een kenmerk waarin de stad zich zou moeten onderscheiden. We zijn per slot van rekening toch allemaal inwoners van de stad van Erasmus?

Categorie: Nieuws, Pedagogisch Engagement

Erasmus’ aanbevelingen over thuisonderwijs

september 4, 2015 By ypeakkerman Reageer

Neem thuisonderwijs als norm en beschouw het georganiseerde onderwijs als redelijk alternatief. Dat is de kern van dit betoog dat als vertrekpunt heeft dat de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren primair bij de ouders berust. Thuisonderwijs is de manier om die verantwoordelijkheid waar te maken, en die verdient dan ook lof en waardering van de overheid en van de samenleving. Dat is niets ten nadele van de overgrote hoeveelheid ouders die goede redenen hebben om gebruik te maken van het reguliere onderwijs. Dat geldt zeker naar de mate ze bewust en weloverwogen voor een school kiezen, zeggenschap nemen op het personeelsbeleid en een inbreng hebben in de wijze waarop onderwijsgevenden hun beroep uitoefenen. Zo vindt een omkering plaats van het bestaande paradigma waarin regulier onderwijs de regel is en thuisonderwijs niet of slechts bij hoge uitzondering wordt toegestaan.Het artikel is geïnspireerd op een pleidooi van Erasmus, en dient als inbreng in de actuele discussie over thuisonderwijs[1].

 

1. Erasmus over thuisonderwijs

Een krachtig pleidooi voor opvoeding en onderwijs

Erasmus was met zijn opvattingen over opvoeding en onderwijs zijn tijd ver vooruit. Kinderen kunnen niet vroeg genoeg beginnen met hun vorming en met het verwerven van kennis, vooral op het gebied van taal, welsprekendheid en schone letteren. Opvoeding en onderwijs zijn gericht zijn op vrijheid, deugdzaamheid en kennis, en moet plaatsvinden in een sfeer van vriendelijkheid, pedagogische tact en hoge didactische kwaliteit, aldus Erasmus. De trots van Rotterdam was kritisch over de kwaliteit van het toenmalige onderwijs en op de attitude van veel ouders die hun kinderen verwaarloosden, verwenden of zich er anderszins met een jantje van leiden afmaakten. UnknownErasmus ging met zijn opvattingen ook tegen de heersende tijdgeest in, want die was niet bepaald op ‘Bildung’ gericht.


Brief aan een edelman

Erasmus’ opvattingen zijn te vinden in een brief aan ene prins Willem over de opvoeding van kinderen[2]. Deze prins was net zelf vader geworden, had behoefte aan nuttige wenken en vroeg Erasmus daarin te voorzien. Welnu, de grote humanist is er eens goed voor gaan zitten. Want de brief is uitvoerig en leerzaam, zit vol humor en aanstekelijke anekdotes en bevat een rijkdom aan suggesties en adviezen waar de prins zijn voordeel mee kon doen. De ondertitel zegt al veel: ‘Hoe kinderen meteen na hun geboorte als vrije mensen dienen te worden opgevoed in deugdzaamheid en kennis’. De brief beschrijft de ‘16th century skills’ die ook nu nog kunnen inspireren bij het debat over het wat, waartoe en hoe van opvoeding en onderwijs.

 Neem je verantwoordelijkheid, prins!

Cruciaal in Erasmus’ brief is zijn aansporing aan de prins om die opvoeding en dat onderwijs toch vooral zelf ter hand te nemen. Hij verwijst in dat verband naar de moeite die de prinses zich heeft moeten getroosten om hun beider zoon ter wereld te brengen en een goede start in het leven mee te geven: een lange zwangerschap, een moeizame bevalling en de ongemakken van borstvoeding. ‘De vader die geen moeite wil doen om zijn kind op te voeden, geeft niet genoeg om zijn zoon’, zo luidt het indringende devies. Daarbij stelt Erasmus zijn goede vriend Thomas More ten voorbeeld: ‘Hoezeer de vorstelijke politiek hem in beslag nam, hij getroostte zich graag de moeite om zijn vrouw, zijn dochters en zijn zoon eerst vroomheid aan te leren en daarna ook in te wijden in Latijn en Grieks.’

 Een leraar inschakelen? Nou vooruit, als het niet anders kan

Mocht de prins die verantwoordelijkheid niet volledig zelf waar kunnen maken, dan kon Erasmus billijken dat de prins een leraar in dienst neemt. Maar dat moet dan wel een hele goede zijn die ook navenant beloond wordt. Geen overbodig advies want leraren hadden in die tijd een slechte reputatie: ‘Domme beulen, opgeblazen door hun zogenaamde kennis, humeurige brutale wijnzakken, die maar raakslaan als het hun zint, sadisten die hun plezier vinden in andermans pijn. Zulk soort mensen moeten slagers of beulen worden en zich niet bezighouden met het opvoeden van kleine kinderen’. Aldus Erasmus’ perceptie van de beroepskwaliteit van de leraar in zijn tijd. Hij kon ervan meepraten want hij had zelf geen beste herinneringen aan het onderwijs dat hij in diverse kloosterorden en broederschappen genoten had.scho082gedi03ill217

Liever thuisonderwijs dan de school

‘We moeten dus kiezen tussen onderricht thuis of een klasje samen met anderen’, zo schrijft Erasmus. ‘Het laatste is een gemakkelijke oplossing en het meest gebruikelijk. Het is namelijk veel eenvoudiger met één boeman een hele klas onder de knoet te houden, dan dat één persoon één leerling opvoedt tot een mens met een open geest’. Tot zover Erasmus’ appreciatie van het georganiseerde onderwijs in zijn tijd.

 

 2. Ja, maar dat was toen….

We zijn inmiddels zo’n 500 jaar verder. Gaat de benadering van Erasmus ook nu nog op? Ogenschijnlijk niet. De kwaliteit van het georganiseerde onderwijs is sinds Erasmus’ tijd substantieel toegenomen. Onderwijsgevenden zijn gehouden aan de grondwettelijke eisen van bekwaamheid en zedelijkheid en voldoen daar doorgaans ook aan. Ook internationaal staat het Nederlandse onderwijs hoog aangeschreven. De kwaliteit van het onderwijs is dan ook zodanig dat ouders hun kinderen met een gerust hart aan de school kunnen toevertrouwen. Tenminste, dat zou je denken.

 Onderwijs staat onder druk

Want er is wel het één en ander af te dingen op deze voorstelling van zaken. Hoe goed ook, het Nederlandse onderwijsstelsel is niet in staat ieder kind en iedere jongere het zijne te geven. Een van de oorzaken daarvoor is de prestatiedruk waaronder het onderwijs lijdt en de afrekencultuur die daarmee gepaard gaat. Er zijn perverse prikkels van testscores en prestatie-indicatoren en we zien soms bizarre toestanden rond cito- en examentrainingen. Onderwijs wordt in toenemende mate als een mechanisch en meetbaar proces opgevat. Wetenschappers als Gert Biesta, Max van Manen en Luc Stevens hebben zich daar grondig en kritisch over uitgelaten. Er is een instrumentele cultuur gegroeid die het pedagogische handelen van onderwijsgevenden onder druk zet, die ten koste gaat van hun arbeidsmotivatie en beroepstrots, en die dientengevolge de kwaliteit van het onderwijs negatief beïnvloedt. Dat passend onderwijs wordt ingevoerd onder een gelijktijdige bezuiniging helpt ook niet bepaald. Veel kinderen betalen daarvan het gelag, zo blijkt in tal van publicaties en uit hartenkreten op sociale media. Hoe lang moeten ouders wachten tot dit beleid daadwerkelijk voldoet aan de verwachtingen waarmee het is ingezet? Ouders hou je kinderen thuis, zou tot die tijd mijn advies zijn.

 Inherente beperkingen van het georganiseerde onderwijs

Nu kun je dit nog zien als ‘conjuncturele’ verschijnselen waar beleidskeuzes aan ten grondslag liggen en die door ander beleid kunnen worden ondervangen. Daar vindt gelukkig dan ook flink debat over plaats. De beperkingen van het onderwijssysteem zijn echter ook inherent en structureel. Dat vloeit voort uit het feit dat de opzet van het georganiseerde onderwijs niet primair op pedagogische maar op bedrijfseconomische overwegingen gebaseerd is; namelijk de ratio voor de bekostiging die uitgaat van 1 leraar op een grote groep kinderen. Zoals Erasmus zei: ‘een gemakkelijke oplossing en ook het meest gebruikelijk’. Maar niet a priori een situatie waarin ieder kind gedijt. Want deze ratio komt er in de praktijk op neer dat kinderen en jongeren gedurende 5 dagen in de week en zo’n 15 jaar doorbrengen in een groep met 25 tot 30 leeftijdgenoten, dit alles onder leiding van 1 persoon die zoals ieder zijn menselijke beperkingen heeft. Vanuit sociaal en evolutionair oogpunt niet de meest voor de hand liggende manier om jonge mensen bij elkaar te zetten. Zekeschoolzeelandr, er zijn leraren die in deze setting wonderen verrichten en er zijn ongetwijfeld veel kinderen en jongeren die in deze organisatievorm gedijen. Maar er zijn er ook voor wie dat niet geldt; zij ervaren de school eerder als Golding’s Lord of the Flies dan als een ‘veilige leeromgeving’.

De staat overspeelt zijn hand

De mogelijkheden om in het reguliere onderwijs ieder kind en iedere jongere recht te doen stuiten dus op beperkingen van zowel conjuncturele als van structurele aard. Nu heb ik daar best begrip voor; onderwijs is mensenwerk, dat geldt ook voor beleid maken en besturen en de bomen groeien nu eenmaal niet tot in de hemel. Mijn begrip slaat echter volledig om nu de staat dit onvolmaakte onderwijsstelsel dwingend oplegt aan alle kinderen en jongeren. Slechts heel mondjesmaat en met toenemende tegenzin staat de overheid toe dat ouders zelf het heft in handen nemen in de vorm van thuisonderwijs. Hier laat de staat zich van een grimmige kant zien.  Ook hier is de burger de dupe van het zelfreferentiele karakter van het overheidsbeleid waar de Nationale Ombudsman zich onlangs ook over uitgelaten heeft[3]. Sander Dekker, de verantwoordelijk staatssecretaris van OCW wil de beperkte mogelijkheden die de leerplichtwet nu nog biedt voor thuisonderwijs zelfs helemaal dichtschroeien. Onbegrijpelijk dat uitgerekend een politicus van liberale huize zich hier van zo’n totalitaire kant laat zien. O tempora, o mores!

Hoezo burgerinitiatief?

De opstelling van de staatssecretaris contrasteert ook sterk met de door de overheid gepropageerde participatiesamenleving. Die komt in allerlei leefdomeinen aardig uit de verf, maar lijkt aan de onderwijssector volstrekt voorbij te gaan. In de jeugdzorg bijvoorbeeld wordt ‘eigen kracht’ gepraktiseerd, gepropageerd en door de overheid gestimuleerd. Als ouders echter blijk geven van burgerinitiatief door zelf het onderwijs voor hun kinderen te organiseren dan stelt diezelfde overheid zich ineens heel anders op. De staat herbergt meerdere zielen in de borst, zo blijkt.

 Kinderen van de rekening

Deze opstelling heeft voor veel kinderen dramatische gevolgen. Meest in het oog springend zijn de vele thuiszitters die -soms jarenlang- verstoken zijn van onderwijs. Hun ouders zitten klem tussen de leerplicht waaraan ze niet kunnen en de zorgplicht waar de scholen niet aan willen voldoen. Er zijn er die van de nood een deugd maken door op creatieve wijze voor hun kind zelf een kansrijk leertraject in elkaar te zetten (www.pedeng.nl/slim-vaardig-en-creatief) Je zou dit kunnen verwelkomen als passende, bijdetijdse en zelfs toekomstgerichte manieren om onderwijs en ontwikkeling vorm te geven. In plaats daarvan kiest de overheid voor een zeer onsympathieke, ja zelfs barse opstelling. Het zal je kind maar wezen.

Maar ook bij kinderen en jongeren die wel regulier onderwijs volgen is vaak sprake van een mismatch, zeker als ze door specifiek talent, gedrag, achterstand of juist voorsprong buiten de mainstream vallen waar het onderwijs zich doorgaans op richt. Thuiszitters zijn dus het topje van de ijsberg. En als de Onderwijsinspectie vaststelt dat leerlingen in het voortgezet onderwijs een ernstig gebrek aan motivatie aan de dag leggen, zegt dat dan ook niet iets over de mate waarin onderwijs de jeugd weet te binden en te boeien? Dit alles is voor veel ouders reden om het reguliere onderwijs te mijden en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Als het enigszins kan tenminste, maar dat is in het huidige bestel nu juist het probleem.

P1100845

 3. Thuisonderwijs als hoogste vorm 

 Draai de redenering eens om

Naar school gaan is de norm en thuisonderwijs wordt in het uiterste geval toegestaan, zo luidt het huidige paradigma. Maar wat als we het eens omdraaiden? Dat we thuisonderwijs als hoogste vorm beschouwen en de school meer als ‘redelijk alternatief’? Vertrekpunt van deze redenering is dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en het onderwijs aan hun kinderen. Thuisonderwijs is dan de meest voor de hand liggende mogelijkheid om die verantwoordelijkheid handen en voeten te geven. Ouders die daarvoor opteren krijgen daarbij ook alle vrijheid, ja zelfs aanmoediging om dit te doen. Maar ouders kunnen die verantwoordelijkheid ook nemen door bewust en kritisch gebruik te maken van de mogelijkheden die het reguliere onderwijs biedt, als dat voor hen een goede optie is. In dat geval kunnen ze rekenen op een ruimhartig dispensatiebeleid. Zij mogen dan ook verwachten dat de kwaliteit van dat onderwijs op orde is en dat het ook in alle opzichten passend is; onderwijs is en blijft immers een voorwerp van aanhoudende zorg voor de regering, zeker als het door de school aangeboden wordt.

Ouders die voor het reguliere onderwijs kiezen doen er dan ook goed aan het advies van Erasmus ter harte te nemen om met een hele goede leraar in zee te gaan. Concrete uitwerking daarvan voor de tegenwoordige tijd is dat zij veel meer zeggenschap dan nu hebben op het personeelsbeleid van de school en dat ze onderwijsgevenden aanspreken op hun beroepsuitoefening. Ze zouden leraren aan moet kunnen spreken op een eed, vergelijkbaar met die van Hippocrates voor de medische stand. Een voorstel daarvoor is te vinden in het artikel achter deze link (www.pedeng.nl/seneca). Een veel grotere bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt dan eveneens voor de hand. Zo beschouwd biedt het betoog van Erasmus ook nog aanknopingspunten voor het gesprek over de governance binnen de onderwijssector. 

thuisonderwijs3

Thuisonderwijs als hoogste vorm

Ouders die opteren voor thuisonderwijs hoeven onder zo’n regime ook niet meer met de pet in de hand belet te vragen bij de overheid of ze alsjeblieft voor een uitzonderingspositie in aanmerking mogen komen. Integendeel, zulk initiatief wordt door de staat en de samenleving juist verwelkomd, gewaardeerd en geprezen. Thuisonderwijs krijgt zo een volwaardige plek in het totale repertoire aan onderwijs- en leervormen dat we in Nederland voor de jeugd in petto hebben. Een vernieuwende vorm ook; een naamgenoot van Desiderius, Daniel Erasmus, wijst op de kansen die thuisonderwijs biedt bij de door velen zo gewenste innovatie van het onderwijs: ‘thuisonderwijsgezinnen zijn de proeftuinen van het onderwijs van deze eeuw’, aldus deze Erasmus[4]. Ook een mooie opsteker, lijkt me. Daarom is er ook veel voor te zeggen om thuisonderwijs een plek te geven in Nederland Kantelt, een beweging die door Jan Rotmans c.s. is ingezet om de transitie die in Nederland op allerlei maatschappelijke terreinen plaatsvindt te herkennen, te duiden en te stimuleren.

 Tegenwerpingen

En de bezwaren dan? Bijvoorbeeld dat ouders niet in staat zijn het onderwijs aan hun kinderen zelf ter hand te nemen? Ik zou menen dat er na ruim 50 jaar constructief onderwijsbeleid genoeg burgers zijn die aan wie je dat heel goed kunt overlaten.  Heeft de overheid zo weinig vertrouwen in de resultaten van haar eigen beleid dat zij de ouders die mogelijkheid categorisch wil ontzeggen? Vanwaar die krampachtige bejegening van deze vaardige en gemotiveerde burgers?

Maar hoe zit het dan met de leerprestaties van de kinderen die thuisonderwijs genieten, en komen ze nog wel een beetje onder de mensen en in contact met andere kinderen en jongeren? Onderzoek leert dat kinderen die thuisonderwijs genieten minstens zo goed presteren en voor hun vorming en ontwikkeling vaak beter af zijn dan in het reguliere onderwijs. Ook het gebrek aan sociale contacten waar tegenstanders vaak voor vrezen wordt door onderzoek weerlegd. Ouders die thuisonderwijs geven nemen doorgaans zelf de regie als het om die contacten gaat, want ze beseffen hoe belangrijk dat is[5]. Trouwens, hoe gaat een kind goede sociale contacten opbouwen als het zich doodongelukkig voelt op school of daar voortdurend gepest wordt?

Ja, maar lopen we met thuisonderwijs niet het risico van vrijheid-blijheid? Ook dat is te zeggen. Ouders zijn volgens het Burgerlijk Wetboek (artikel 247) verantwoordelijk voor de zorg en de vorming van hun kinderen. Bovendien kan de leerplicht overeind blijven, zij het dat die niet meer wordt uitgelegd als schoolplicht. En dan is er nog de Grondwet die stelt dat het geven van onderwijs weliswaar vrij is, maar onder voorwaarde van toezicht. Je kunt dus niet zomaar wat doen want er zijn redelijk wat wettelijke begrenzingen aan de vrijheid om thuisonderwijs te geven. Maar toegegeven, kwetsbaar punt in de redenering is wel het risico dat ouders de vrijheid voor thuisonderwijs misbruiken door hun kinderen in een sfeer van geïsoleerd en onmaatschappelijk fundamentalisme groot te brengen. Wellicht vergt dat aanvullende wetgeving of de ontwikkeling van een heldere jurisprudentie op basis van de bestaande wettelijke kader. Het zou echter jammer zijn als de vrees voor dit soort misbruik ertoe leidt dat thuisonderwijs categorisch uitgebannen wordt, zoals nu dreigt. Dan gooi je met het badwater het kind weg, en om dat kind is het juist te doen.

 Een keurmerk als borging voor kwaliteit

Kansrijk is ook het initiatief van de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs om een keurmerk voor thuisonderwijs te gaan hanteren[6]. Dit keurmerk biedt een ‘borg dat het door ouders gegeven onderwijs deugdelijk is. Die borg geeft zekerheid aan ouders, kind en samenleving. Verwerving van het bijbehorende certificaat betekent dat de kwaliteit van het gegeven thuisonderwijs in orde is en dat de jeugdige ruime mogelijkheden heeft om zijn of haar talenten te ontwikkelen’. Zo’n keurmerk kan een goed instrument zijn om thuisonderwijs in te kaderen en om de aarzelingen en zorg rond thuisonderwijs te ondervangen. Trouwens, zou het daarbij niet interessant zijn om de criteria voor dat keurmerk ook eens op het reguliere onderwijs toe te passen?

 

4. Thuisonderwijs als Haarlemmerolie?

Is thuisonderwijs de therapie voor alles wat er mis is in het onderwijs? Uiteraard niet. Maar het biedt tenminste een uitkomst voor de grote groep kinderen en jongeren voor wie het huidige onderwijs niet kan bieden wat het pretendeert en voor ouders die daarom zelf hun verantwoordelijkheid willen nemen. Thuisonderwijs kan voor veel kinderen en jongeren bij uitstek passend onderwijs zijn. En voor ouders die opteren voor het reguliere onderwijs kan deze benadering leiden tot een bewustere schoolkeuze en voor meer betrokkenheid bij de kwaliteit van het onderwijs.

 Een onbevangen debat

Dit pleidooi zal ongetwijfeld allerlei bezwaren oproepen. Voor geen ervan ben ik ongevoelig. Maar laten we de pro’s en contra’s van thuisonderwijs wel zorgvuldig afwegen in een open debat dat ontdaan is van de emoties, de indianenverhalen en de dogma’s die nu de discussie domineren. De centrale vraag is dan: wat zou er gebeuren als we de redenering in dit artikel in de praktijk brengen? Laten we hopen en verwachten dat de inventarisatie die in opdracht van de staatssecretaris gemaakt wordt de ingrediënten biedt voor zo’n onbevangen debat. Dat is wel het minste wat we kunnen doen voor de vele kinderen en jongeren voor wie thuisonderwijs de aangewezen route is. En voor hun ouders.

Hoe schitterend haar resultaat….

Nog één keer Erasmus tot slot. Met een aansporing die het hart van ieder die zich inzet voor de jeugd sneller zal doen kloppen: ‘Bedenk hoeveel je van je zoontje houdt, hoe veelzijdig en veeleisend een goede opvoeding is, maar ook hoe schitterend haar resultaat. Vergeet niet hoe vlot een kind alles opneemt en hoe soepel zijn geest is, hoe gemakkelijk het iets aanleert dat goed is en bij de menselijke natuur past, zeker als een vriendelijke, deskundige man het spelenderwijs weet aan te brengen’.

 

reasons-you-homeschool

Noten

[1] Tweede Kamer 31135, nr.49. Brief van de staatssecretaris van OCW over ‘ Onderwijs op een andere locatie dan de school’

[2] Erasmus. De Opvoeding van Kinderen. In Desiderius Erasmus, Verzamelde Werken. Deel 3, Opvoeding. Amsterdam 2006

[3] https://www.nationaleombudsman.nl/nieuws/2015/invoering-pgb-trekkingsrecht-schoolvoorbeeld-van-hoe-het-niet-moet

[4] Daniel Erasmus. Verbied thuisonderwijs niet, het jaagt gezinnen weg. NRC,  14 september 2014

[5] Kohnstamminstituut UvA. Thuisonderwijs heeft ook in Nederland recht van bestaan. Amsterdam 2013

[6] http://www.stichtingkeurmerkthuisonderwijs.nl

 

 

Categorie: Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Werken als een paard

augustus 15, 2015 By ypeakkerman Reageer

Een prachtig initiatief om kinderen met autisme te laten paardrijden. Het gebeurt in Rotterdam in het kader van de vakantieschool; een dag in de week zijn de kinderen in de manege te vinden, en de ambitie is om volgend jaar zoveel mogelijk van deze kinderen te laten participeren.

Zie http://www.rijnmond.nl/nieuws/11-08-2015/paarden-veranderen-levens-autistische-kinderen

Ik gun het ieder kind van harte, zo’n ervaring. Zeker voor deze categorie kinderen is het ook heel goed.  Alleen, waarom moet deze activiteit per se onder de noemer school vallen? Er zijn immers vele kinderen die in hun vrije tijd paardrijden, maar dan heet het niet school, maar sport, paardrijden of –nou vooruit dan– les. Bovendien, er vinden in de vakantietijd allerlei jeugdactiviteiten plaats die net als paardrijden een sterk pedagogisch en educatief karakter dragen, maar echter niet het predicaat school of onderwijs meekrijgen. Zo biedt TOS kinderen de mogelijkheid om in Friesland te gaan zeilen of te overnachten op de SS Rotterdam. Vanuit het jeugdwelzijn en het sociaal-cultureel werk worden knutselactiviteiten aangeboden, huttenbouwen of speurtochten door de wijk. Allerlei activiteiten die kinderen en jongeren helpen hun creativiteit te ontwikkelen, sociale vaardigheden te leren, nieuwe werelden te verkennen en mooie herinneringen op te doen. Trouwens, ook sportverenigingen, buurthuizen, speeltuinen en de ‘ groene pedagogen’ zetten in de vakantiemaanden hun beste beentje voor om van de ‘summer gap’ een ‘summer leap’ te maken. Mooie activiteiten die ook intrinsieke waarde hebben; ze hebben niet alleen ‘nut voor later’ maar ook ‘zin voor nu’.

Pedagogische pikorde

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit soort activiteiten hoger wordt aangeslagen als je er de aanduiding ‘school’ aan verbindt. Alsof er een soort pedagogische en educatieve pikorde bestaat waarin het onderwijs de toppositie inneemt, en alles wat overigens in de vrije tijd van de jeugd wordt ondernomen een lagere status heeft. Maakt dat iets uit? Voor de kinderen niet maar voor de organisaties wel. Want activiteiten die in het frame ‘onderwijs’ of ‘school’  passen profiteren van een gunstiger en duurzamer financieringsklimaat dan de activiteiten die buiten dat kader plaatsvinden. Die moeten het vooral hebben van het subsidiecircuit.

Een illustratie daarvan is dat de gemeente Rotterdam vorig jaar besloot te stoppen met de lange traditie van het Jeugdvakantieland in Ahoy, ‘omdat er al genoeg van deze activiteiten bestaan’. Dat is net zoiets als stoppen met de bouw van nieuwe wolkenkrabbers omdat daar in Rotterdam al zoveel van zijn. Gelukkig denken anderen daar anders over: het Jeugdvakantieland, toch het grootste speelparadijs van Nederland, is dankzij de inzet van een evenementenbureau uit Heerjansdam en die van een groep investeerders weer ‘alive and kicking’.

Eerlijk vergelijken

Zou het misschien een idee zijn als de gemeente eens wat grondiger gaat onderzoeken wat de merites zijn van alle vakantie-initiaitieven voor de ontwikkeling van de Rotterdamse jeugd zodat we die ook veel beter op waarde kunnen schatten? Zeker als je dit afzet tegen de – hopenlijk theoretische- mogelijkheid dat er in de vakantie helemaal niets voor deze kinderen ondernomen wordt, moet dit toch moedgevende resultaten opleveren voor iedereen die zich in de vakantieperiode voor de jeugd inzet? Zulk onderzoek verleent bovendien aan de uitwerking van het Rotterdamse jeugdbeleid een goede kennisbasis.

En of het nu vakantieschool heet, jeugdwelzijn, sport, kunstbeoefening of anderszins, laten we er met zijn allen alles aan doen om de jeugd van Rotterdam in het zadel te helpen.

paardrijden zomer in Kirchberg

 

Categorie: Nieuws

Motivatie voor de school

juli 16, 2015 By ypeakkerman Reageer

Niet voor de school, maar voor het leven leren wij, aldus Seneca. Waarschijnlijk heeft de filosoof met deze uitspraak het volgende bedoeld: ”De jeugd doet niet zijn best voor de toekomst maar omdat de leraar dat van hem vraagt”. Deze interpretatie is een stuk interessanter, zeker na de constatering van de Inspectie van het Onderwijs dat het met de motivatie van de Nederlandse leerlingen maar matig gesteld is[1]. Op basis van internationale vergelijking en op basis van eigen waarneming stelt de Onderwijsinspectie vast dat zowel de intrinsieke motivatie van leerlingen als hun instrumentele motivatie (‘dat je het doet voor later’) te wensen overlaat.

Tijd voor debat

De Onderwijsinspectie onthoudt zich van aanbevelingen. Dat is prettig want zo ontstaat ruimte voor publiek debat en voor nader onderzoek. Kort na het verschijnen van het Onderwijsverslag was ook even sprake van discussie over dit thema maar die is inmiddels volledig verstomd. Jammer maar helaas, want het betreft hier een vraagstuk waar we niet te snel over heen moeten stappen. Jongeren brengen een flink deel van hun leven op school door, en dan is het geen goede zaak als dat met hangen en wurgen gepaard gaat.

Kinderen en jongeren wordt niet gevraagd of ze naar school willen. Zo zit ons systeem met een leerplicht nu eenmaal in elkaar. Je kunt onder die condities redelijkerwijs niet verwachten dat jongeren een sterke intrinsieke motivatie aan de dag leggen. Die komt wel voor maar beperkt zich doorgaans tot leerlingen die qua karakter en interesses passen in het aanbod en de werkwijze van de school, of bij één of enkele vakken. Dat is inherent aan de manier waarop het onderwijs georganiseerd.

Dat de Onderwijsinspectie daarnaast ook het gebrek aan instrumentele motivatie betreurt lijkt me onzin. Kinderen zijn toch kinderen? Je kunt toch redelijkerwijs van jongeren niet verwachten dat ze zich al te sterk met hun toekomst bezighouden? De rolverdeling is: de jeugd leeft in het nu, volwassenen hebben tot taak hen de toekomst voor te houden. Die creatieve spanning biedt een van de vele uitdagingen van het leraarsvak.

slapers

Pedagogische opdracht

Leraren hebben onder die omstandigheden de taak kinderen tot leren te bewegen. Dat betekent enerzijds ‘aansluiten bij de belevingswereld’, anderzijds moet een leraar ook in staat zijn jongeren in de kraag te grijpen en hen een blik over de schutting van hun eigen beperkte wereld te gunnen. Dat is een kunst die hoge eisen stelt. Een leraar moet heel wat in huis hebben aan persoonlijke, pedagogische en didactische kwaliteiten en aan kennis over het vak waarin hij lesgeeft. Het is met recht een vak en het verdient dan ook navenante maatschappelijke waardering. En als dit door beleid van bovenaf onder druk komt te staan dan moet je opkomen voor je vak voor je professionele integriteit. Dat is je eigen belang, maar het is vooral van belang van de kinderen en jongeren die aan jou zijn toevertrouwd. Door hun ouders.

De prikjes van Herman Koch

Nu liet Herman Koch zich in Trouw nogal laatdunkend uit over de leraar[2]. Showbox Download Bij columnist Gerwin van der Werf riep dat ergernis op en een pleidooi voor het goede werk dat zijn collega’s dagelijks verrichten[3]. Terecht, want er is geen reden zich generaliserend over de kwaliteit van leraren uit te laten. Tegelijkertijd lijkt me Koch’s hartenkreet “waarom vervélen die kinderen zich zo?” actueel en in lijn met de constateringen van de Onderwijsinspectie. En als hij stelt dat hij zelf de beste ervaringen heeft gehad met leraren die het minst geschikt zijn voor het beroep, is dat dan niet een interessante prikkel voor het debat over het leraar zijn? Ons onderwijssysteem nodigt immers niet bepaald uit tot non-conformisme.

De blik naar buiten

De Onderwijsinspectie beperkt zijn waarnemingen tot het onderwijs. Jongeren zitten echter niet alleen op school maar bewegen zich ook in andere leefdomeinen zoals het gezin en het bredere familiaire verband, sport, jeugdwerk, cultuur of werk. Ook daar doen ze belangrijke leerervaringen op. De school is niet de exclusieve leeromgeving, constateerde de Onderwijsraad al in 2003 met een even nuchtere als vooruitziende blik, maar het deelt die positie met andere voorzieningen en activiteiten in de leefwereld van jongeren. Zoals de familie, kinderopvang, speeltuinwezen, sport, cultuur, arbeid, club- en buurthuiswerk, jeugdzorg en de digitale wereld. Heel wat jongeren zijn actief in de sport, spelen in een bandje of doen andere culturele activiteiten. Of ze hebben bijbaantjes in de supermarkt of een krantenwijk, doen maatschappelijke stage of een beroepsgerichte stage zoals in het vmbo en het mbo. Allemaal activiteiten die een belangrijke bijdrage leveren aan hun vorming en ontwikkeling op karaktervorming, vastberadenheid, sociale vaardigheden, emotionele intelligentie, zelfvertrouwen, motoriek, creativiteit en professionele vaardigheden; dimensies van wie iedereen weet dat die doorslaggevend zijn voor welslagen op school, werk, leven en samenleven (4). Loont het dan niet de moeite die verschillende domeinen en disciplines zo te verbinden dat sprake is van een ‘joint effort’? En dat dus de hele leefomgeving van kinderen en jongeren als leeromgeving wordt gezien en ingezet?

baby

Niet altijd leuk, toch gemotiveerd

Hoe zit het in die andere domeinen en disciplines eigenlijk met de motivatie van de jeugd? Die is daar in het algemeen groter dan in het onderwijs. Dat ligt lang niet altijd aan het feit dat de activiteiten daar ‘leuk’ zijn. Immers, sporten vergt discipline en vaak ook afzien . Voor een krantenwijk moet je vroeg je bed uit en ben je een adres vergeten dan kun je daar na school weer achteraan. Bandjes worden door ruzies heen hecht. Voor theater moet je af en toe je comfort-zone uit. Stages kunnen confronterend zijn en harde lessen opleveren. De aantrekkelijkheid van deze activiteiten zit ‘m echter in de uitdaging, beroep op je doorzettingsvermogen, een wenkend perspectief, een groeiend zelfvertrouwen, dat je serieus genomen wordt en dat je ontdekt dat je ertoe doet. Het gaat hier om zingeving en intrinsieke waarden. Net als in het onderwijs zijn ook hier de mensen cruciaal. Ook hier gaat het om de persoonlijkheid, de pedagogische bekwaamheid en het vakmanschap van de mensen die zich vanuit die verschillende leefdomeinen en disciplines voor de jeugd inzetten, als ouder, beroepsmatig of als vrijwilliger. Ze zijn daarom in meerdere opzichten de natuurlijke bondgenoten van onderwijsgevenden. Ik raad leraren dan ook dringend aan zich eens wat vaker te verdiepen in het dagelijks handelen van sportcoaches, kunstenaars, leermeesters in bedrijven, jongerenwerkers, wijkagenten, werkers in de zorg en de kinderopvang en de vele anderen die zich in de echte wereld inzetten voor de jeugd. Je kunt veel van ze opsteken en ze kunnen je werk verlichten als je je aan hen verbindt.

Yes we can!

Leraren zijn zelf aan zet als het gaat om de aanpak van gedemotiveerde leerlingen in het onderwijs. Zij maken daarin zelf het verschil, niet de naasthoger gelegen laag of nog verder naar boven in de hiërarchie van het smalle en hoge onderwijsgebouw. Daar moeten ze zelf, individueel en als beroepsgroep mee aan de slag. Laat onderwijsgevenden zich daarbij ook wat vaker verstaan met al die pedagogische helden die zich elders, in de kunsten, de sport, de wereld van de arbeid, de wijkpolitie en noem maar op voor de jeugd inzetten. Verlaat vaker je klas, laat je door hen inspireren en verbind je met hen. Het zal de kwaliteit en het plezier van je beroepsuitoefening ten goede komen, met alle profijt van dien voor de kinderen en jongeren die je zijn toevertrouwd. Immers, niet voor de school maar voor het leven leren zij.

 

cambuur

[1] http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2014/onderwijsverslag-2012-2013.pdf

[2] http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3649715/2014/05/06/Herman-Koch-Ik-voel-geen-druk-ik-voel-me-juist-bevrijd.dhtml

[3] http://gerwinvanderwerf.blogspot.nl/2014/05/de-borrelpraat-van-herman-koch-column.html

(4) Paul Tough. How Children Succeed; grit, curiosity and the hidden power of character. New York 2012

 

 

Categorie: Artikelen Tags: pedeng

Lekker slapen

juli 9, 2015 By ypeakkerman Reageer

 
 De Tour wordt gewonnen in bed. Deze bekende uitspraak van Joop Zoetemelk was de basis voor een kleine conferentie op 3 juli 2015  in Utrecht. Die ging over het belang van nachtrust voor het leveren van (top)prestaties in de sport. Het was de dag voorafgaand aan de “Grand Depart” van de Tour de France.

joop-zoetmelk

Slaapwetenschapper prof. dr. Coenen lichtte toe waarom die nachtrust zo belangrijk is, en wat je kunt doen om beter te slapen: zoals een beker warme melk voor het slapen gaan, sokken aanhouden met het oog op de temperatuur en een ‘powernap’ na de lunch. Ook een goed bed is van belang, hetgeen verklaart dat ook een grote beddenfabrikant van de partij was op deze bijeenkomst. Toon Gerbrands, technisch directeur van PSV vertelde over zijn bezoeken aan topsportorganisaties in Australië en de Verenigde Staten. Daar is men al heel ver in het bewust en individueel toegespitst opnemen van nachtrust in de trainingsprogramma’s. Zijn stelling: “kennis van slaap is waarschijnlijk de nieuwe innovatie in de sport”.

Overigens vertelde Coenen desgevraagd dat het belang van goede nachtrust niet alleen geldt bij topsport, maar in alle activiteiten en prestaties waar we dagelijks voor staan: thuis, op het werk, op school en in onze vrijetijdsbesteding. Dit geldt al helemaal voor kinderen en jongeren, die immers nog in ontwikkeling zijn.

Dat zijn mooie weetjes. Je slaapt er lekker op. 

 

Voor de documentatie: Anton M.L. Coenen. Het slapende brein. Slaap een voorwaarde voor welzijn en presteren. Nieuwegein, 2015.

Categorie: archief, Nieuws Tags: lekker, nachtrust, powernap, prestaties, slaap, slapen, sport

Contact?

Bel of mail mij, dan trakteer ik op een goede kop koffie.

06 55 10 76 37 
Ype@pedeng.nl

 Goed kop koffie

Gerelateerde artikelen

  • Spelen met vuur
  • Afbraakbeleid
  • Rotterdomse aanpak

Archief

  • januari 2023 (2)
  • december 2022 (1)
  • september 2022 (1)
  • april 2022 (1)
  • maart 2022 (3)
  • februari 2022 (3)
  • oktober 2021 (3)
  • september 2021 (4)
  • augustus 2021 (3)
  • juli 2021 (1)
  • juni 2021 (4)
  • mei 2021 (4)
  • april 2021 (1)
  • juli 2019 (2)
  • november 2017 (1)
  • oktober 2017 (1)
  • september 2017 (2)
  • augustus 2017 (5)
  • oktober 2016 (1)
  • maart 2016 (1)
  • februari 2016 (2)
  • januari 2016 (1)
  • november 2015 (1)
  • oktober 2015 (2)
  • september 2015 (3)
  • augustus 2015 (1)
  • juli 2015 (2)
  • september 2014 (1)
  • juli 2014 (2)
  • juni 2014 (6)
  • We gebruiken cookies op deze website
  • akkoord
  • niet akkoord

Neem contact op

Ype@pedeng.nl
06 55 10 76 37

 of gebruik het contactformulier

Open Google Maps Widget settings to configure the Google Maps API key. The map can't work without it. This is a Google's rule that all sites must follow.

Ype Akkerman

Wie ben ik

Met Pedagogisch Engagement wil ik bevorderen dat mensen die zich inzetten voor kinderen en jongeren meer waardering krijgen voor die inzet, meer gezamenlijk optrekken en als collectief een sterk pedagogisch vakmanschap aan de dag leggen. Kinderen … Lees verder

Copyright Femke Akkerman