Pedagogisch Engagement

Pedagogisch Engagement

 

Voor iedereen die zich inzet voor de jeugd...                                                                                                                                                                                                                                                                     

  • Home
  • Schrijfsels
    • Nieuws
    • Columns
    • Artikelen
    • Archief
  • Wie ben ik
    • Persoonlijk
    • CV
  • Contact
Je bent hier: Home / Archief voor 2016

Archief voor 2016

Het zijn ook ónze kinderen

oktober 3, 2016 By ypeakkerman Reageer

Over de maatschappelijke tweedeling, Lokale Vitale Samenlevingen, Robert Putnam’s Our Kids en het Pedagogisch Collectief Feijenoord.

Op vrijdagavond 29 april 2016 vond een ontmoeting plaats tussen de landelijke beweging van de Lokale Vitale Samenlevingen en het Pedagogisch Collectief Feijenoord. Hieronder een bewerkte versie van het het slotwoord van Ype Akkerman.

Dat je er je kinderen op wilt laat groeien. Dat is zo mogelijk het belangrijkste kenmerk van een vitale lokale samenleving.  Het impliceert veiligheid op straat, sociale contacten tussen ouders en andere bewoners, vriendjes en vriendinnetjes, goede kinderopvang en goed onderwijs, zorg, sport en spel, culturele activiteiten en noem maar op. Kortom: alles wat kinderen doet groeien en bloeien, en alles wat hen vormt en hun ontwikkeling stimuleert. Is daarin voorzien dan zegt dat veel over de vitaliteit, kwaliteit en leefbaarheid van zo’n samenleving als zodanig. Want hebben de kinderen het naar de zin, dan hebben de ouders het ook naar de zin, zo luidt de bekende campingwijsheid.

Er is al lang veel te doen over de groeiende maatschappelijke tweedeling in Nederland. Pas nog is de ongelijkheid van kansen in het onderwijs flink in het nieuws geweest. Kinderen uit betere milieus hebben betere kansen op een goede onderwijsloopbaan dan kinderen waarbij het niet het geval is. En die ongelijkheid wordt scherper, aldus de Inspectie van het Onderwijs. 

Maar wie deze wijk goed kent weet dat om veel meer gaat dan onderwijs. Groeiende armoede, schuldenproblematiek, slechte huisvesting en hogere huren, uitsluiting door discriminatie en falend inburgeringsbeleid, laaggeletterdheid en gezondheidsproblematiek. De werkloosheid is al hoog en neemt toe. Het landelijk debat over islamisering, vluchtelingen en integratie zet de sociale cohesie in onze zo gemengde wijk onder druk. Daarom wordt de uitgangspositie van kinderen niet alleen door het lage opleidingsniveau van de ouders uitgemaakt, maar door tal van omstandigheden op de hierboven genoemde terreinen, en die verslechteren. Die omstandigheden zijn door adequaat beleid wel degelijk aan te pakken, maar dat gebeurt onvoldoende. En zo groeien steeds meer kinderen op in omstandigheden die hen voor het leven tekenen. Was de uitgangspositie van de kinderen in deze wijk niet florissant, die wordt alleen maar zwakker als het we het tij niet tijdig keren. Combineer deze achteruitgang in uitgangspositie met bezuinigingen op belangrijke disciplines als onderwijs, zorg, welzijn, sport, cultuur, jongerenwerk en wat dies meer zij, dan wordt hier de maatschappelijke tweedeling nog scherper zichtbaar en voelbaar. En zo worden de mensen die zich in de praktijk van alledag voor de jeugd inzetten opgezadeld met een hele lastige opdracht. Door dit alles valt de wereld van de jeugd in onze wijk op alle relevante dimensies uit elkaar. Daar ga je met je lokale vitale samenleving. kuipwolken

Als we er nu niet bij zijn belandt de Feijenoordse jeugd in een neerwaartse spiraal. Dat is vanuit economische optiek heel slecht. Dat is het ook vanuit maatschappelijke optiek. En het is vanuit moreel oogpunt verwerpelijk, want deze verwaarlozing strookt niet met de beschaving die Erasmus ons voorhoudt. En profileert Rotterdam zich niet graag als de stad van Erasmus, de stad waar de grootste zoon van Rotterdam zijn eerste en wellicht beste jaren heeft doorgebracht? Noblesse oblige.

Daarom was ik zo blij met het meest recente boek van Robert Putnam. Our Kids is de titel van deze inspirerende publicatie van een vooraanstaande en alom gerespecteerde Harvard-geleerde. Een must voor iedereen die betrokken is bij en zich inzet voor de kwaliteit van leven en de ontwikkeling van de jeugd in een wijk als de onze. Putnam beschrijft in Our Kids de maatschappelijke tweedeling die de afgelopen 50 jaar in de Verenigde Staten sterk toegenomen is. En hoe funest die blijkt uit te pakken voor het leven en het toekomstperspectief van de jeugd die opgroeit aan de verkeerde kant van de kloof. Hij beschrijft die teloorgang aan de hand van biografieën en die hebben me geraakt want ze zijn schrijnend. Deze kinderen en jongeren hebben te maken hebben met een cumulatie van problemen waardoor het hen bij de handen afbreekt en hun leven in het slop raakt. Zo erg als in Amerika is het hier gelukkig niet. Maar als we het begin van die teloorgang al zien, dan is het nu van groot belang het tij met kracht en volle inzet te keren.

En dat kan ook, zegt Putnam. We kunnen die kloof kleiner maken. Maar dan moet je wel aangrijpen op alle factoren die ertoe doen in het leven en de ontwikkeling van de jeugd. Armoedebestrijding en werkende schuldhulpverlening, gezinsstructuur en opvoedingsondersteuning, leefbare huisvesting, adequate gezondheidszorg, kwaliteit van leven van baby’s en peuters, goed onderwijs en zinvolle vrijetijdsbesteding. Goede rolmodellen ook en een overvloed aan mensen die zich naar hun beste kunnen met de kinderen willen engageren. En dat alles in een hechte gemeenschap waarin elk kind zich welkom en geliefd weet om wie die is, en uitgedaagd wordt op wat die kan. Dat is een ‘village to raise a child’ en daar gaan we voor als Pedagogisch Collectief Feijenoord. En toen ik Putnam vorig jaar vertelde dat we hier op Feijenoord werken aan zo’n gemeenschap was dit zijn reactie: That’s exactly what I mean!

Ook vanuit Amerika wordt het ons dus toegeroepen: werk aan vitale wijken waarin de jeugd kan gedijen en groeien. En neem daarin vooral zelf het initiatief, zeker als de overheid in gebreke blijft. Een mooie opsteker dus voor ons allemaal, dit compliment van Putnam.

De kloof kan kleiner. Dat is een morele opdracht, in de eerste plaats voor ons burgers. Wij zijn immers eerstverantwoordelijk voor de kwaliteit en de cohesie van onze samenleving. Laat dat dan een samenleving zijn waarin onze kinderen en jongeren uit kunnen groeien tot mensen aan wie we de toekomst van onze wijk, onze stad, ons land en onze wereld met een gerust hart kunnen toevertrouwen. Dat geldt ook de jeugd in onze wijk en met het Pedagogisch Collectief Feijenoord zetten we ons in voor die gezamenlijke opdracht. Putnam inspireert ons als hij schrijft: “If our kids are in trouble, -my kids, our kids, anyone’s kids- we all have the responsibility to look after them”. En dan spoort hij tot slot de politieke en maatschappelijk elites van zijn land als volgt aan. Ik zeg het hem na in jullie richting en naar ons allemaal: “These poor kids do belong to us and we belong to them. They are our kids.”

Heel erg bedankt allemaal voor deze mooie avond. Het ga jullie heel goed!

 

Antigua Sailing Week - day one, English Harbour to Dickenson Bay

Categorie: Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Toezicht op onderwijs: minder verticaal, meer horizontaal

maart 29, 2016 By ypeakkerman Reageer

Een pleidooi voor beter toezicht op de horizontale dialoog tussen school en zijn vele partners. Door middel van een internetconsultatie deed Onderwijsinspectie aan ieder de uitnodiging een inbreng te leveren in het onderzoekskader voor het Primair Onderwijs. Alert als altijd greep Pedagogisch Engagement deze kans met beide handen aan. Waarvan acte.

Samenvatting
Het belang van horizontale dialoog en verbinding tussen de school en partijen in zijn omgeving is urgenter dan men in onderwijsland meent. Het perspectief is dat scholen en leraren zich veel meer mengen onder personen en partijen die er eveneens toe doen in het leven en de ontwikkeling van de jeugd, zodat de educatieve en pedagogische opdracht er een van velen wordt. In zo’n bondgenootschap is niet sprake van eenzijdige verantwoording maar van wederzijde aanspreekbaarheid, een situatie waarbij iedereen gedijt, niet in de laatste plaats degenen om wie het begonnen is: de jeugd. Daarom volstaat het niet als de Inspectie voor wat betreft die dialoog uitsluitend afgaat de informatie van de school zoals die blijkt uit het jaarverslag en de schoolgids. Hier is waarheidsvinding nodig waarbij het toezicht zich ook vergewist van de perceptie van de partners van die dialoog. Dit kan op twee manieren worden uitgewerkt: door thema-onderzoek dat complementair is aan de evaluaties Goed Bestuur van de PO- en de VO Raad, en waarbij relevante partners van het onderwijs gevraagd wordt naar hun perceptie van de horizontale dialoog. En door experimenten waarbij de Inspectie zich niet alleen verstaat met de school maar ook met de relevante partners en bondgenoten, en die kennis te benutten voor het kwaliteitsoordeel. Dit biedt ook kansen voor een perspectief waarbij partijen in de samenleving zich weer eigenaar weten van het onderwijs en zich dienovereenkomstig met de scholen en de leraren verstaan.

 
1. Het Kabinet hecht zeer aan horizontale dialoog…
Het Kabinet wil stimuleren dat scholen veel actiever de dialoog met hun stakeholders zoeken, door zich transparant en toegankelijk te verantwoorden aan de buitenwereld “De inspectie speelt een belangrijke rol in het streven naar transparante en responsieve instellingen, die inzicht hebben in hun eigen functioneren, mogelijkheden en verbeterpunten. Scholen, leraren, besturen en inspecteurs gaan het gesprek aan over visie en ambities, over de naleving van de regels, en over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. Rapporten van de inspectie die een omvattender beeld geven van de kwaliteit op scholen, zijn een belangrijke bron voor leerlingen, studenten, ouders en andere betrokkenen rond de school………..Bij een kwaliteitscultuur hoort openheid naar de wereld rond de school en ontvankelijkheid voor de signalen vanuit samenleving en arbeidsmarkt over wat maatschappelijke partijen verwachten van onderwijs”. Aldus het Kabinet in een brief naar aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel Bisschop, Rog en Van Meenen.

2. …maar gaat het in de praktijk ook zo werken?
Een mooi perspectief, maar gaat het in de praktijk ook zo werken? Dat valt zeer te betwijfelen, zoals blijkt uit onderstaande vier voorbeelden:

2.1. Het onderzoekskader PO legitimeert vrijblijvendheid
In het onderzoekskader van de Inspectie PO staat: “de school betrekt interne en externe belanghebbenden bij de ontwikkeling van haar beleid, en bespreekt regelmatig haar ambities en de resultaten die ze behaalt. De school stimuleert deze partijen betrokkenheid en inzet te tonen bij het realiseren van haar ambities en doelen. Daarnaast staat de school open voor wensen en voorstellen van interne en externe belanghebbenden en neemt zij deze aantoonbaar serieus”.
Heel mooi, maar wat betekent dit concreet? Dat de school kan volstaan met een verwijzing naar de schoolgids of het jaarverslag, zonder dat gecontroleerd wordt of wat er staat ook echt zo is. Het toezicht op de horizontale dialoog wordt zo wel erg vrijblijvend ingevuld. Waarom doet de inspectie hier niet aan waarheidsvinding waarbij hij ook de stakeholders en bondgenoten van de school, ouders niet in de laatste plaats, bevraagt op hun perceptie van die dialoog? Herkennen zij zich in de voorstelling van zaken die de school daarvan biedt?

2.2. Onderwijs2032: gemiste kans op verbinding in gezamenlijke maatschappelijke opdracht
Versterk de verbinding tussen school en thuis, kinderopvang, peuterspeelzaal, maatschappelijke en culturele instellingen, science-centra, musea, bibliotheken, bedrijven en sportverenigingen. Aldus een van de belangrijkste aanbevelingen van het Platform Onderwijs2032. Maar waarom slaat het Platform haar eigen aanbeveling direct al in de wind door een ontwerpcommissie voor te stellen die zich uitsluitend bezighoudt met het curriculum van de school? Ligt het niet veel meer voor de hand eerst te verkennen wat het advies kan betekenen voor iedereen die zich inzet voor het leven, de vorming en ontwikkeling van de jeugd? Het gebrek aan responsiviteit van de onderwijssector wordt zo op landelijk niveau geinstutionaliseerd. Dit terwijl het advies van het Platform nu juist geweldige kansen biedt om ‘aardig, vaardig en waardig’ tot een gezamenlijke opdracht te maken van iedereen die ertoe in het leven en de ontwikkeling van de jeugd. Het hemd is hier wel erg opzichtig nader dan de rok. Zie ook www.pedeng.nl/kluit.

2.3. Internetconsultaties bereiken vooral het onderwijsveld
Het verdient lof dat eind vorig jaar de waarderingskaders voor internetconsultatie zijn voorgelegd. Ook van de mogelijkheid tot consultatie op dit onderzoekskamer maak ik dankbaar gebruik. Uit de reacties op de waarderingskaders valt echter op dat vooral vanuit het onderwijsveld inbreng geleverd is. Was het niet kansrijker geweest deze consultatie veel actiever te promoten bij ouders en andere stakeholders die het Kabinet op het oog heeft en die ook door Onderwijs2032 expliciet worden genoemd? Vooral ouders schitteren door afwezigheid, terwijl zij toch bij uitstek de kritische vrienden van het onderwijs zijn. Het is toch de bedoeling dat het toezicht op onderwijs bij uitstek de wensen en aanspraken vanuit de samenleving verwoordt?

2.4. Eenzijdige evaluaties van de Wet Goed Bestuur
De evaluatie van de Wet Goed Bestuur in het VO en de lopende evaluatie daarvan in het PO vond resp. vindt uitsluitend op basis van informatie van de schoolbesturen plaats. Dat levert voor wat de horizontale dialoog betreft geen gunstig beeld op, zo geeft ook de evaluatiecommissie VO aan. Hoe zou het zijn als hier niet alleen de schoolbesturen waren bevraagd, maar ook de relevante partners van de scholen? Het beeld zal vast niet gunstiger zijn. Een thema-onderzoek van ee Onderwijsinspectie, waarbij ook die dialoogpartners worden bevraagd zou het beeld kunnen completeren. Dit is dat tevens ook de eerste aanbeveling.

3. Horizontale dialoog en verbinding is urgent en biedt kansen

3.1. De urgentie van vermindering werkdruk en versterking onderwijskwaliteit
De onderwijssector leunt zichzelf een Atlassyndroom aan. De overschatting van wat onderwijs vermag door uitspraken als de Leraar Maakt Het Verschil en De School Als Vindplaats zetten scholen en leraren onder een bovenmenselijke druk; hoge burn-out is daarvan het resultaat. Scholen zien daardoor ook onvoldoende de merites van het werk dat in andere pedagogische disciplines gebeurt: babyzorg, kinderopvang, sport, kunsten, welzijn, jongerenwerk, jeugdzorg, en andere relevante personen en partijen. Ouders lijken vanuit onderwijs bezien al helemaal een spelbreker. De onderwijssector matigt zich zodoende een centrale positie aan waardoor scholen en leraren voortdurend blootstaan aan te hoog gespannen verwachtingen en een variëteit aan maatschappelijke aanspraken. Het leidt tot werkdruk en overspanning en die werken op hun beurt contraproductief op het pedagogisch handelen van leraren en op de kwaliteit van het onderwijs. Met dit isolement snijdt de sector niet alleen zichzelf in de vingers, maar doet het ook onrecht aan de inbreng van al diegenen die zich vanuit andere contexten inzetten voor de jeugd. Maar vooral, men doet de kinderen en jongeren op deze manier tekort. Door die attitude in het onderwijs is de Nederlandse jeugd voor zijn ontwikkeling en vorming slechter af dan mogelijk en nodig is. Daarom is het van belang dat scholen en leraren hun verantwoordelijk delen met ieder ander die zich inzet voor de jeugd.

bordje_school_niet_te_spreken

3.2. Achterstandswijken: It’s the community stupid!
Vooral in achterstandswijken is het zo van belang dat een hechte samenwerking plaatsvindt van personen en partijen die ertoe doen in het leven en de ontwikkeling van de jeugd. Hier wordt echter van scholen bij uitstek te veel gevraagd; de achterstand die het gevolg is van armoedige leefomstandigheden en een laag opleidingsniveau van ouders kan door scholen onmogelijk afdoende worden gecompenseerd, terwijl dat wel van hen verwacht wordt. Equity vergt een gezamenlijke inspanning op alle condities die nodig zijn voor de verheffing van de jeugd in deze wijken. Robert Putnam wijst in zijn Our Kids de weg. Zijn remedie bevat werkende bestanddelen als armoedebestrijding, versterking gezinsstructuur en opvoedvaardigheden, een ruim aanbod aan vrijetijdsactiviteiten en natuurlijk mentorschap, dit alles in een hechte community waarin ook de vroege jeugdvoorzieningen en onderwijs zijn ingebed. In essentie komt het er bij Putnam op neer dat achterstandswijken wemelen van de goede mensen van allerlei slag en soort, die met elkaar en klokjerond voor de jeugd een ontwikkelingsgerichte omgeving creëren. Het is aan scholen en leraren zich te mengen onder de hele pedagogische gemeenschap, maar dit is geen natuurlijke habitus, zo weet ik uit eigen ervaring. Het toezicht kan hier helpen door de school nadrukkelijk aan te spreken die horizontale verbinding op te zoeken, en daarbij niet op voorhand en uitsluitend af te gaan op de voorstelling van zaken die de school daarover geeft in het jaarverslag en en ander schooldocumenten. Gezien het belang van die horizontale verbinding verdient het aanbeveling zo’n werkwijze uit proberen in enkele experimenten.

sleutelvragen
4. Aanbevelingen voor het onderzoekskader
Dit pleidooi gaat over meer waarheidsvinding door de Inspectie op de horizontale dialoog. De inspectie kan dit handen en voeten geven door:
1. Een themaonderzoek naar de perceptie van de relevante dialoogpartners op de voorstelling van zaken die het onderwijsveld over de horizontale dialoog geeft via de evaluaties Goed Bestuur van de VO- en de PO Raad. Zo’n onderzoek is dan complementair aan die evaluaties.
2. Enkele experimenten waarbij in het onderwijstoezicht op de dialoog niet slechts wordt volstaan met controle op documentniveau, maar waarbij aan waarheidsvinding wordt gedaan door ook de dialoogpartners te bevragen op hun perceptie. Zulke experimenten kunnen de horizontale dialoog en verbinding bevorderen en die zijn geen overbodige luxe.

Daarbij geeft Pedagogische Engagement zo’n experiment op Feijenoord uit te voeren, een van de achterstandswijken van Rotterdam Zuid. Dit kan ook helpen bij de verdere ontwikkeling van het Pedagogisch Collectief Feijenoord, een burgerinitiatief dat gericht is op een hecht pedagogisch en educatief netwerk van iedereen die ertoe doet in het leven en de ontwikkeling van de kinderen in deze wijk, met een ‘village to raise a child’ als perspectief. Zie verder www.pedeng.nl/pcf/

 

Categorie: Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Hand in hand voor de jeugd op Feijenoord

februari 27, 2016 By ypeakkerman Reageer

Het Pedagogisch Collectief Feijenoord is een burgerinitatief gericht op een hecht netwerk van iedereen die zich inzet voor de kinderen en de jongeren op Feijenoord. Een ‘village to raise a child’ in een grootstedelijke omgeving, dat is het perspectief. We werken op Feijenoord al langer aan verbinding tussen iedereen die er toe doet in het leven en de ontwikkeling van de jeugd; met het Pedagogisch Collectief Feijenoord is een vliegende start gemaakt met het versterken en duurzamer maken van deze beweging. Robert Putnam is een van onze inspiratoren: in zijn Our Kids(1) stelt hij dat de jeugd in achterstandswijken gediend is met een gemeenschap waarin het wemelt van de goede mensen van allerlei slag en soort, die met elkaar en klokjerond voor de jeugd een veilige en ontwikkelingsgerichte omgeving creëren. Ook de OECD onderkent steeds meer dat het voorzien in ‘low performers’ een aanpak vergt waarin de hele community betrokken is, zelfs als het gaat om ‘schoolse’ kennis en vaardigheden als taal, rekenen en natuurwetenschap. Micha de Winter is voor ons eveneens een inspiratiebron, daar waar hij spreekt over opvoeden voor een betere samenleving.

Oogmerken van het Pedagogisch Collectief Feijenoord

1. Een collectieve en duurzame inzet voor de jeugd in de overtuiging dat we daardoor van dubbeltjes kwartjes kunnen maken, en dat de Feijenoordse kinderen en jongeren zich op alle aspecten van hun menszijn kunnen ontwikkelen. Het gaat hier om ‘equity’.

2. Dat die inzet er een is van iedereen die ertoe doet in de kwaliteit van leven en de ontwikkeling van de jeugd op Feijenoord: ouders en anderen uit de naaste omgeving, vrijwilligers, professionals uit alle relevante disciplines en pedagogisch ondernemers. Een inclusieve benadering dus waarbij we inzetten op alle dimensies van het leven en de ontwikkeling van de jeugd: sterk ouderschap, vroege jeugdfase, onderwijs, vrijetijdsactiviteiten en een hechte community.

3. Dat het nadrukkelijk gaat om de mensen van de dagelijkse praktijk in de pedagogische en educatieve frontlinie. Alleen op dit niveau is het mogelijk en heeft het ook zin die contraproductieve verkokering in het jeugd- en onderwijsbeleid te doorbreken. Want zij die de hitte van de dag ervaren kunnen het zich niet veroorloven langs elkaar heen te werken, zo blijkt.

4. Dat burgers hier het voortouw nemen. Daarom gaan we met het Pedagogisch Collectief Feijenoord op voor het Rotterdamse Right to Challenge. Zo grijpen we ook enigszins terug naar de begindagen van Feijenoord, toen de sociale, pedagogische en educatieve ontwikkeling van de wijk nog in zijn geheel een zaak van particulier initiatief was.

Het tij keren
Dit burgerinitiatief is ook ingegeven door de zorgen die we hebben over de jeugd op Feijenoord. Want de omstandigheden waarin deze kinderen en jongeren leven en opgroeien zijn al niet florissant en het wordt er niet beter op. Toenemende armoede, bestaansonzekerheid en gammele huisvesting. Een onderwijsstelsel dat voor hen niet werkt. Het ontbreken van inburgeringsbeleid waardoor ouders te weinig stimulans krijgen voor maatschappelijke participatie. Bezuiniging op geld voor onderwijsachterstanden. En we hebben goede redenen tot vrees op kortingen op andere overheidsbudgetten zodat belangrijke disciplines als kinderopvang, sport, amateurkunst, kinderwelzijn, jongerenwerk, jeugdzorg en andere relevante voorzieningen nog verder onder druk staan dan nu al het geval is.

Met het Pedagogisch Collectief Feijenoord willen we dit tij keren; in elk geval door een hechtere samenwerking, want het geheel is meer dan de som der delen. En we willen toe naar een stevige investeringsagenda, want een duurzame inzet voor de jeugd in deze wijk loont in economisch en maatschappelijk opzicht. Zoals de OECD het stelt: equity pays off. Voor zo’n investeringsagenda hopen we met succes een beroep te doen op de overheid, fondsen en andere financiers. Maar het gaat ons ook om een morele opdracht. Zoals Robert Putnam de politieke en maatschappelijke elites voorhoudt: “These poor kids do belong to us en we belong to them. They are our kids”.

Zie voor uitvoeriger informatie het PCFManifest-11

Voetnoten

  1. Robert Putnam. Our Kids. Boston, 2015
  2. Tienken, Christopher. PISA Problems. Vol. 10, No. 4 Winter 2014 AASA Journal of Scholarship and Practicehttp://christienken.com/wp-content/uploads/2013/01/PISA_ProblemsAASA visit homepage.pdf
  3. OECD. Low-Performing Students. Why They Fall Behind and How To Help Them Succeed. Paris 2016http://www.keepeek.com/Digital-Asset-Management/oecd/education/low-performing-students_9789264250246-en#page14.Winter, Micha de.
  4. Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam 2011

 

Categorie: Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Onderwijs2032 wordt kluitjesvoetbal

februari 7, 2016 By ypeakkerman 1 Reactie

Versterk de verbinding tussen school en thuis, kinderopvang, peuterspeelzaal, maatschappelijke en culturele instellingen, science-centra, musea, bibliotheken, bedrijven en sportverenigingen. Dat is met afstand de beste aanbeveling van het Platform Onderwijs2032 (1). Immers, het pakket aan kennis, vaardigheden en inzichten dat het Platform presenteert is divers en omvangrijk en vele handen maken licht werk. Maar waarom slaat het Platform haar eigen aanbeveling direct al in de wind door een ontwerpcommissie voor te stellen die zich uitsluitend bezighoudt met het curriculum van de school? Het ligt toch veel meer voor de hand eerst te verkennen wat het advies kan betekenen voor iedereen die zich inzet voor het leven, de vorming en ontwikkeling van de jeugd?

Velen hebben een inbreng

Het is een voorrecht en een plicht van iedere generatie na te denken over de vraag wat het zijn kinderen mee wil geven aan kennis, vaardigheden en vorming voor de toekomst. Onderwijs2032 biedt voor zo’n reflectie goede aanknopingspunten en daarom verdient dit advies een veel betere behandeling dan het nu krijgt. Natuurlijk valt te discussiëren over de vraag of het pakket kennis, vaardigheid en inzichten dat het Platform presenteert de goede samenstelling heeft. Maar dat is toch juist heel goed? Laat het dan ook vooral een publiek debat zijn waarin de burger het primaat heeft, want het leven en het toekomstperspectief van de jeugd is een vraag en een opdracht voor ons allen. Dit betekent echter wel dat het vervolgtraject op dit advies bij de onderwijssector wordt weggehaald, want die dreigt daar volledig in het slop te raken. Dit wordt onherroepelijk een vruchteloze en vreugdeloze finale.

Het pakket dat de cie. Schnabel presenteert is breed en divers en voor discussie vatbaar. Zo voel ik me erg ongemakkelijk bij de relativering van de commissie jegens parate kennis, ‘omdat je tegenwoordig zo veel op kunt zoeken. Veel weten heeft veel nut en grote intrinsieke waarde. Bovendien: wie veel weet weet ook beter waar je het zoeken moet. Maar op welk pakket je ook uitkomt, het kan onmogelijk de exclusieve opdracht van de school zijn. Dat hoeft helemaal niet, het is in de praktijk ook niet zo en het is ook nooit zo geweest. Zo was de school in de sociaaldemocratische gemeenschap ingebed in een verheffingsideaal dat alle levensterreinen doortrok en waarin velen een inbreng hadden: ouders, de vakbond, de VARA, AJC, de PvdA, lokaal jeugdwerk, Pierre Janssen, het Nivon en het Vrije Volk. PierreJanssenDe katholieken en de protestanten kenden een vergelijkbare ‘full service’ benadering. 

De Finnen schrijven de goede leerprestaties van hun kinderen niet exclusief toe aan onderwijs maar aan ‘een samenstel van onderling samenhangende factoren, waarin de eigen interesses en vrijetijdsactiviteiten van leerlingen, de leermogelijkheden die aangeboden wordt op school, steun en betrokkenheid van ouders almede de sociale en culturele leercontext en de context van het onderwijssysteem met elkaar gecombineerd worden” (2).

Robert-Putnam-Our-Kids

Robert Putnam bepleit in zijn Our Kids (3) met zoveel woorden dat het in achterstandswijken wemelt van de goede mensen van allerlei slag en soort, die met elkaar en klokjerond voor de jeugd een ontwikkelingsgerichte omgeving creëren. En de gemeente Rotterdam geeft in zijn Beleidskader Jeugd (4) ook blijk van dit inclusieve besef: velen doen ertoe bij de vorming van de jeugdige Rotterdammers. Ouders voorop.

Geen domme dingen doen
Daarom is het vragen om moeilijkheden als je je in dit stadium al op een curriculumdiscussie stort. Het pakket van het Platform vergt immers of hele scherpe keuzen of dat je van alles een beetje doet. Het is de opmaat tot de zoveelste litanie over ‘alles wat er op de school afkomt’. Het leidt onherroepelijk tot teleurstelling en frustratie, het zal de werkdruk niet reduceren en het zal de aantrekkelijkheid van onderwijs niet bevorderen. Het is kluitjesvoetbal, juist waar het advies van Onderwijs2032 kansen biedt voor een broodnodige verbreding van het speelveld.

Gezamenlijke reflectie
Ligt het daarom niet veel meer voor de hand eerst te verkennen hoe het advies van het Platform een gedeelde opdracht kan worden van iedereen die zich engageert met de jeugd? Daarin kunnen allerlei vragen aan de orde komen. Bijvoorbeeld: nu uit onderzoek(5) blijkt dat jongeren hun digitale geletterdheid vooral thuis opdoen, waarom laten we dat daar dan niet? Is persoonlijke en sociale vorming niet bij uitstek een opdracht  voor iedereen die zich inzet voor de jeugd, en is de school daarvoor eigenlijk wel zo’n goede plek? Kunnen we de belangrijke rol van ouders bij taalontwikkeling versterken of dat de rol van de bibliotheek veel prominenter wordt? Zouden we voor de ontwikkeling van artistiek en creatief vermogen niet meer het zwaartepunt kunnen leggen bij de amateurkunst? Zouden we voor gezondheid en bewegen niet een veel groter beroep doen op sportverenigingen? Mindfullness lijkt me voor veel kinderen heel goed, maar is dat afdoende  reden om het in het verplichte curriculum op te nemen? Kunnen we schoolreisjes niet meer overlaten aan jongerenwerkers en natuurvrienden? Moeten we ons al te zeer druk maken over Engels in de vroege jeugd als televisie en games ook al veel doen? Waarom schakelen we bedrijven niet veel meer in als je de jeugd vertrouwd wilt maken met vakmanschap en ambachtelijkheid? Wat als de school zich overwegend concentreert op kennisverwerving, taal, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde en staatsinrichting? Kunnen we bij thema’s als duurzaamheid, burgerschap, emancipatie, overgewicht, radicalisering en cybersecurity niet veel meer gezamenlijk optrekken? En waarom zouden we dat ook niet doen met belangrijke succesvoorwaarden als gedrag en vlijt, sociale vaardigheden, zelfkennis en doorzettingsvermogen? handinhand

 Heel veel tijd en heel veel mensen
In een jaar zit 8760 uur, daarvan zit de jeugd zo’n 1000 uur op school. Er resteert dus een zee van tijd die eveneens ontwikkelingsgericht kan worden ingezet. Tellen we de professionals die zich inzetten voor de jeugd, het leger van vrijwilligers en de ouders bij elkaar op, dan is dat alleen al numeriek een veelvoud van het aantal leraren. Als er dan zoveel tijd is en zo’n enorm pedagogisch en educatief potentieel, waarom beperken we ons bij de vorming van de jeugd dan tot de kantoortijd van de school? Hebben de leraren het nog niet druk genoeg? Hier geldt het devies van Wim Sonneveld: ‘dat moet je zo niet doen, dat moet je een ander laten doen’.

Onderwijs heeft geen keus
Het is van tweeën één. Ofwel onderwijsland blijft de school zien als de exclusieve plek voor leren en ontwikkeling, maar dan moet je ook alle maatschappelijke aanspraken voor je kap nemen, met alle werkdruk van dien. Of scholen en leraren voegen zich in een brede alliantie van ouders, professionals uit alle relevante disciplines en de vele vrijwilligers in een gezamenlijke pedagogische en educatieve opdracht. De school kan hierin zijn eigen rol en afbakenen. Zo wordt de leraar bij uitstek meester in de beperking, in het besef dat hij vele bondgenoten heeft. Goed beschouwd heeft onderwijs geen keus, want alleen met elkaar gaat het lukken onze kinderen op te voeden, te onderwijzen en te vormen tot mensen aan wie we de toekomst van ons land en van de wereld met een gerust hart over kunnen laten.

Denk na en gezamenlijk
Zo’n verkenning vergt de inbreng van deelnemers uit elk relevant domein: zoals ouders, babyzorg, peuterwerk, kinderopvang, onderwijs, sport, cultuur, media, welzijn, jongerenwerk, jeugdhulpverlening, bedrijven en wetenschap. Dan wordt dit traject niet alleen relevant voor OCW maar ook voor de departementen van SZW, EZ en VWS, als opmaat voor nieuw regeringsbeleid op het gebied van jeugd. Laat deze verkenning dan ook geleid worden door een onafhankelijk voorzitter die het geheel overziet. Iets voor Paul Schabel wellicht?

 

Schnabel

Voetnoten

  1. http://onsonderwijs2032.nl/wp-content/uploads/2016/01/Ons-Onderwijs2032-Eindadvies-januari-2016.pdf
  2. Pasi Sahlberg.  Finnish Lessons 2013. pag. 181
  3. Robert Putnam. Our Kids 2015
  4. http://www.rotterdam.nl/Clusters/Maatschappelijke%20ontwikkeling/Document%202015/JenO/RapportBeleidskaderJeugd.pdf
  5. https://www.kennisnet.nl/artikel/onderwijs-draagt-nauwelijks-bij-aan-digitale-geletterdheid/

Categorie: Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Het Rotterdamse jeugdbeleid is een goed idee

januari 25, 2016 By ypeakkerman Reageer

Rotterdam Groeit, het Beleidskader Jeugd 2015-2020 smaakt naar meer. Had het jeugdbeleid in onze stad tot op heden een sterk categoraal karakter, nu wordt ingezet op een inclusieve benadering waarin iedereen en elke relevante discipline gewaardeerd wordt om zijn inbreng in de kwaliteit van leven en het toekomstperspectief van de Rotterdamse jeugd. In de nota wordt het goed opgebouwd door te redeneren vanaf de vroegste jeugd naar latere leeftijdsfasen. Dat is ook strategisch een goede aanpak want zo ontstaat tijd en ruimte voor een proces waarbij het huidige categorale jeugdbeleid geleidelijk plaatsmaakt voor een steeds inclusievere inzet. Hieronder een reactie in 12 punten.

1. Noodzakelijk
De inclusieve benadering van het Beleidskader Jeugd is de manier om Rotterdamse kinderen en jongeren in alle opzichten uit de verf te laten komen. Dat is ook harde noodzaak, want wie de cijfers ziet moet vaststellen dat de jeugd in Rotterdam niet goed af is. Die cijfers zijn gemiddelden, maar hou je rekening met variantie dat moet je vrezen voor de omstandigheden voor de kinderen die in achterstandswijken opgroeien. Zeker van de focuswijken op Rotterdam Zuid is dat al langer bekend. Is dit niet onze eer te na, uitgerekend in de stad waarin Erasmus ooit zijn vroege jeugd heeft doorgebracht? Het College staat positief jeugdbeleid voor. Welnu, als dat ergens nodig is dan wel in de Rotterdamse achterstandswijken, aan weerskanten van de Nieuwe Maas. Positief jeugdbeleid veronderstelt een doordachte en duurzame investering op alle dimensies die ertoe in de kwaliteit van leven van deze kinderen: armoedebestrijding, huisvesting en gezinsstructuur, goed ouderschap, zorg voor de vroege jeugd, onderwijs, jeugdzorg, zinvolle vrijetijdsbesteding en een hechte gemeenschap in de vorm van een pedagogische civil society.

2. Rotterdam als landelijke voortrekker
Laat Rotterdams jeugdbeleid ook vooral Nederlands jeugdbeleid zijn. Ik roep de Rotterdamse politici en bestuurders dan ook op dit beleidskader te pluggen bij hun landelijke evenknieën en te bevorderen dat deze aanpak in de landelijke verkiezingsprogramma’s een plek krijgt. Want je moet in opeenvolgende regeerakkoorden met een kaarsje zoeken naar visie en samenhang in wat de landelijke overheid met de jeugd voor heeft. Vergeefs, want die visie en die samenhang zijn er niet. Een gezamenlijk inzet is een noodzakelijke voorwaarde om kinderen en jongeren op te laten groeien en te vormen tot mensen aan wie we de toekomst van onze stad en ons land met een gerust hart kunnen toevertrouwen. Als Rotterdam hier als goed voorbeeld voor landelijk beleid naar voren komt dan mogen we ons met recht en reden stad van Erasmus noemen.

3. Economische, maatschappelijke en morele urgentie
Positief jeugdbeleid is dus zeker in achterstandswijken urgent. Vanwege de kosten die we kunnen besparen als kinderen van jongsaf in een omgeving opgroeien die wordt gekenmerkt door liefde, structuur en uitdaging. Vanwege het belang van een levende democratie en van saamhorigheid, want wie zich hier niet welkom voelt of het hier niet kan maken valt gemakkelijk ten prooi aan maatschappelijke uitsluiting. Maar het is vooral ook een morele opdracht: wij laten onze jonge medeburgers toch niet aan hun lot over?

4. Protesteer en investeer!
Daarom is investeren zo van belang, juist in een situatie waarin de landelijke inzet op de jeugd in achterstandswijken verslapt. De verontwaardiging van het College over de bezuinigingen op geld voor onderwijsachterstanden is volledig terecht. Maar laat die emotie zich dan ook uitbreiden naar armoede, bestaansonzekerheid en gammele huisvesting bij de gezinnen, een onderwijsstelsel dat voor deze kinderen niet werkt, het ontbreken van inburgeringsbeleid waardoor er te weinig push-factor is voor hun ouders en kortingen op andere overheidsbudgetten, zoals het Gemeentefonds, waardoor belangrijke disciplines als sport, kunst en cultuur, kinderwelzijn en jongerenwerk, jeugdzorg onder druk komen te staan.

Maak dit jeugdbeleid daarom tot een prominent onderdeel van een Rotterdamse investeringsagenda. Dat loont alleszins de moeite want ‘equity pays off’, zoals de OECD herhaaldelijk aanvoert. Van dubbeltjes zijn wel degelijk kwartjes te maken, en als we ons daarvoor inspannen krijgen we die waardevermeerdering ook.

5. Maatschappelijke scheidingen overbruggen
Behartenswaardig voor het Rotterdamse jeugdbeleid is Robert Putnam’s Our Kids. Een doorwrochte en goed onderbouwde studie naar de groeiende maatschappelijke ongelijkheid in de VS, een ontwikkeling die funest is voor de kinderen en jongeren die aan de verkeerde kant van de scheidslijn staan. Putnam’s remedie is omvattend en heeft betrekking op alle dimensies die ertoe in de ontwikkeling van de jeugd in achterstandswijken. Uit zijn pleidooi trek ik de conclusie dat het in de achterstandswijken moet wemelen van de goede mensen aan wie kinderen en jongeren zich kunnen hechten en optrekken, en die met elkaar en klokjerond een omgeving creëren waarin de jeugd gedijt, groeit en alles leert wat hen tot ‘aardige, vaardige en waardige’ mensen maakt. Een belangrijke waarschuwing en een even belangrijk pleidooi, want ook in Rotterdam dreigt de wereld van de jeugd in achterstandswijken uiteen te vallen. Terecht zegt Marco Pastors dat we -als we niet uitkijken- en grotere tweedeling krijgen tussen de goede wijken waar het steeds beter en de slechte wijken waar het steeds slechter gaat. Wie mocht denken dat het allemaal wel meevalt vergist zich dan ook zeer. Robert Putnam spreekt hier in het bijzonder de maatschappelijke en politieke elites aan: ‘they are our kids too’.

Laten we onze stad van ‘hand in hand’ uit elkaar vallen? Ik dacht het niet. Het Beleidskader Jeugd biedt prachtige kansen om de Rotterdamse saamhorigheid te versterken, want niets verbindt zo sterk als een gezamenlijke opdracht voor de Rotterdamse jeugd. Als we ons met zijn allen richten op de kwaliteit van leven van de jonge Rotterdammers en hun toekomstperspectief, dan kunnen het ons toch niet veroorloven langs elkaar heen te werken of met de rug naar elkaar te staan? Inclusiviteit moet hier ook in politieke zin te worden opgevat. Ieder stel weet immers dat je niet ruzie gaat maken waar de kinderen bij zijn.

6. De school als partner in een brede alliantie
Het beleidskader jeugd biedt ook ruime kansen de horizontale oriëntatie van scholen en leraren te versterken. De inclusieve inzet waar ik voor pleit zet onderwijs niet zo centraal als nu gebeurt, maar spoort scholen en leraren aan zich veel meer als partner te voegen in de brede allianties op wijk- en gebiedsniveau waarvoor het beleidskader het perspectief schetst. De ontwikkeling en vorming van de jeugd kan immers onmogelijk de exclusieve opdracht van de school en de leraar zijn? Dat hoeft ook niet, het is in de praktijk ook niet zo en het is ook nooit zo geweest. Zoals het Platform Onderwijs2032 terecht stelt doen ook anderen er toe, zoals het familieverband, babyzorg, vroege jeugdvoorzieningen, kinderopvang, maatschappelijke en culturele instellingen, science-centra, musea, bibliotheken, sportverenigingen en bedrijven. Daarom is verbinding tussen iedereen die ertoe doet bij de jeugd zo belangrijk. En laat de gemeente dan ook verantwoordelijkheid nemen voor het voortbestaan van alle instellingen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de jeugd. 

Meer horizontale oriëntatie kan ook bijdragen aan de vermindering van de werkdruk bij leraren, een werkdruk die mede veroorzaakt wordt door de exclusieve positie die hen wordt aangepraat. De leraar maakt niet in zijn eentje Het Verschil maar hij mag er op vertrouwen dat dit ook bij vele anderen het geval is; zo wordt al die anderen ook recht gedaan. Zo kan het Beleidskader Jeugd ook voor leraren soelaas bieden want die werkdruk is echt hoog en heeft een contraproductief effect op de kwaliteit van het onderwijs. Was in 2000 het aantal leraren met burn-out nog 1 op 8, inmiddels is dat toegenomen naar 1 op 5, en het ligt niet in de rede dat dit het moyenne in Rotterdam een gunstiger beeld oplevert. Laat leraren zich dus verbinden met de velen die zich vanuit andere disciplines inzetten voor de jeugd. Vele handen maken licht werk.

7. Ouders zijn burgers met kinderen
Terecht wordt in het in het Beleidskader Jeugd gewezen op de primaire verantwoordelijkheid van ouders voor de groei en ontwikkeling van hun kinderen. Maar kunnen ze die positie ook altijd waarmaken? De transitie van de jeugdzorg moest een transformatie inluiden in de richting van een pedagogische civil society. Die komt erop neer dat burgers, vooral die met kinderen, minder vaak een vis krijgen aangereikt en in plaats daarvan moeten leren zelf te vissen. De wijkteams is daarbij een belangrijke rol toegedicht. Maar werkt dat ook zo als zo’n team tot over de oren in het werk zit om te interveniëren in acute probleemsituaties en om brandjes te blussen? Bovendien, iemand een vis geven of iemand leren hengelen, het zijn twee totaal verschillende metiers. Ligt het dan niet meer voor de hand een langdurig ouderprogramma op te zetten dat op die grotere zelfbewustzijn gericht is en een grotere handelingsbekwaamheid; onder meer door gezinsondersteuning, armoedebestrijding, aan inburgering, taal en alles wat er voor nodig is om deze burgers in de Rotterdamse samenleving een volwaardige plek in te doen nemen? Het is zoals de hoogleraar Rob Vinke eens zei: ‘ik heb heel veel hulp nodig gehad om het zelf te redden’.

9. Het Beleidskader Jeugd is een goed idee
Als in Rotterdam dit jeugdbeleid concreet handen en voeten krijgt dan verdient de stad ook om die reden een plek in de Lonely Planet. Dan is de stad niet alleen interessant voor toeristen maar ook voor hen die willen wonen in een stad waar je je kind graag op wilt laten groeien. Dit  in de eerste plaats dankzij de velen die hun beste krachten inzetten voor de Rotterdamse jeugd. En voor al diegenen die zich landelijk en internationaal bezighouden met de vraag hoe je in een stedelijke omgeving jeugdbeleid kunt voeren dat echt zoden aan de dijk zet.

Maar het moet zich in de praktijk bewijzen. Dat kan ook want het ritselt in onze stad van de velen die zich met hart, ziel en intelligentie inzetten voor de jeugd, en die daar vaak ook een voortrekkersrol vervullen. Laat ze maar schuiven en zoek als gemeentebestuur en ambtenarij naar vormen van ondersteuning, facilitering en sturing waarin die velen zich gewaardeerd en gemotiveerd weten het beste uit zichzelf te halen. Zoals dirigent Eduard van Beinum ooit zei tegen een solist van het Concertgebouworkest: ‘speelt u maar zoals u denkt dat het moet, ik volg u wel’.

10. Kansen voor een duurzame cultuuromslag
Het jeugdbeleid biedt dan ook bij uitstek kansen om werk te maken van de intenties en de beloften van het Rotterdamse Coalitieakkoord. Dat vraagt van bestuurders en ambtenaren een veel grondiger herziening van hun bestuursfilosofie dan nu wordt voorgesteld in de stukken over de herijking van de bedrijfscultuur. Want die is toch wel erg veilig, strookt niet met de beloften uit het Coalitieakkoord en komt niet in de buurt van de avontuurlijkheid die deze stad kenmerkt. Stop daarom met afstandelijke top-down sturing en opereer op basis van presentie, verstand en fijngevoeligheid voor wat in de stad leeft, voor wat burgers initiëren en voor wat de dagelijkse werkers van de publieke zaak bezighoudt en motiveert. Voor minder moeten we niet gaan als het om de inzet voor onze jeugdige medeburgers gaat.

11. Rotterdammers aan zet!
Laat toch vooral de inzet van de Rotterdammers zelf de basis zijn voor het jeugdbeleid en laat hen daarvan de dynamiek en de duurzaamheid bepalen. Laat hen het verhaal maken. Betrek hen niet bij het beleid, maar draai het om: handel zo dat de burgers en de dagelijkse werkers in de pedagogische en educatieve frontlinie betrokkenheid van de overheid ervaren bij wat zij doen en ondernemen. Verlaat je burelen en laat je zien in de wijken en bij de mensen die de publieke pedagogische zaak met hoofd, hart en handen dienen. Wees een actieve scout bij het zoeken naar de pedagogische ‘best persons’ in de wijken en biedt ze ook de morele en financiële waardering voor het pionierswerk dat ze vaak al jaren verrichten.  Laten beleids- en beslisambtenaren in de haarvaten van de stad kruipen zodat ze er niet via via achter komen wat daar aan de hand is. En niet in de laatste plaats: hou het jeugdbeleid zoveel weg van de politieke zigzag die het van achtereenvolgende Colleges heeft moeten verduren. De burgers en de werkers in de pedagogische en educatieve frontlinie hebben behoefte aan continuit, waardering en bestuurlijke bedachtzaamheid om hun belangrijke opdracht uit de verf te laten komen.

12. Zet het door en hou het vol
Worden deze keuzes niet gemaakt dan zal het Beleidskader Jeugd een kortstondig leven beschoren zijn en gaat het de weg van de jeugdkansenzones, de kindvriendelijke wijken, de brede school, ‘een toekomst voor talent ‘en de children’s zone, allemaal bijgezet in de Boulevard of Broken Dreams die achtereenvolgende colleges over het jeugdbeleid hebben aangelegd. Het Beleidskader Jeugd bevat goede woorden, nu de daden. Die van de Rotterdammers zelf.

Categorie: Artikelen, Pedagogisch Engagement Tags: pedeng

Contact?

Bel of mail mij, dan trakteer ik op een goede kop koffie.

06 55 10 76 37 
Ype@pedeng.nl

 Goed kop koffie

Gerelateerde artikelen

  • Spelen met vuur
  • Afbraakbeleid
  • Rotterdomse aanpak

Archief

  • januari 2023 (2)
  • december 2022 (1)
  • september 2022 (1)
  • april 2022 (1)
  • maart 2022 (3)
  • februari 2022 (3)
  • oktober 2021 (3)
  • september 2021 (4)
  • augustus 2021 (3)
  • juli 2021 (1)
  • juni 2021 (4)
  • mei 2021 (4)
  • april 2021 (1)
  • juli 2019 (2)
  • november 2017 (1)
  • oktober 2017 (1)
  • september 2017 (2)
  • augustus 2017 (5)
  • oktober 2016 (1)
  • maart 2016 (1)
  • februari 2016 (2)
  • januari 2016 (1)
  • november 2015 (1)
  • oktober 2015 (2)
  • september 2015 (3)
  • augustus 2015 (1)
  • juli 2015 (2)
  • september 2014 (1)
  • juli 2014 (2)
  • juni 2014 (6)
  • We gebruiken cookies op deze website
  • akkoord
  • niet akkoord

Neem contact op

Ype@pedeng.nl
06 55 10 76 37

 of gebruik het contactformulier

Open Google Maps Widget settings to configure the Google Maps API key. The map can't work without it. This is a Google's rule that all sites must follow.

Ype Akkerman

Wie ben ik

Met Pedagogisch Engagement wil ik bevorderen dat mensen die zich inzetten voor kinderen en jongeren meer waardering krijgen voor die inzet, meer gezamenlijk optrekken en als collectief een sterk pedagogisch vakmanschap aan de dag leggen. Kinderen … Lees verder

Copyright Femke Akkerman